maandag, 10. april 2006 - 16:53

Regionale crisisorganisatie nog niet op orde

Den Haag

Ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren om de regionale rampenbestrijdingsorganisaties beter in te richten, valt er nog veel te verbeteren. Dit blijkt uit een doorlichting in negen regio’s die de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) heeft uitgevoerd. Dit schrijft minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in reactie op de rapportage van de IOOV die maandag aan de Tweede Kamer is gestuurd.

Uit het rapport blijkt dat de regio’s positief staan tegenover de resultaten van de doorlichting en deze ook gebruiken om de organisatie te verbeteren. De bevindingen van de latere doorlichtingen schetsen een positiever beeld dan die van de eerdere doorlichtingen.

Maar tegelijkertijd blijkt dat concrete resultaten bij het doorvoeren van verbeteringen op de werkvloer soms moeizaam worden bereikt en dat de afgesproken termijnen vaak niet worden gehaald. Ook wordt er nog te weinig met alle hulpdiensten gezamenlijk geoefend. De rapportage wordt ook aan alle college’s van B&W, de regiobesturen en gemeenteraden gestuurd.

Om te toetsen in hoeverre een regio in staat is een werkelijke ramp of grootschalig incident te kunnen bestrijden, heeft de IOOV een instrument ontwikkeld: de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR). Het instrument is toegespitst op het achterhalen van de operationele prestaties van de voorbereiding. De IOOV heeft de ADR opgesplitst in drie delen, die per regio in chronologische volgorde worden uitgevoerd. Het eerste deel van de ADR richt zich op de vraag of kritische rampbestrijdingsprocessen, zoals leiding en coördinatie, opschaling en informatievoorziening voldoende zijn voorbereid in de onderzochte regio.

Wanneer deze volgens de Inspectie voldoende zijn, kan overgegaan worden naar het tweede deel van de ADR: de simulatie. De simulatie is een realistische praktijktest van dezelfde kritische processen. De nadruk van het tweede deel ligt niet op de voorbereiding van de rampenbestrijding, maar op de werking ervan. Wanneer de simulatie naar behoren verloopt, zal het derde deel van de ADR uitgevoerd worden in de onderzochte regio. Hierbij toetst de Inspectie de regio op het voorkómen van rampen, op bestuurlijke aansturing en op overige rampbestrijdingsprocessen.

De Inspectie is in maart 2003 met de ADR begonnen; momenteel zijn negen regio’s doorgelicht. Het instrument ADR blijkt in de praktijk zijn nut te bewijzen. De ADR biedt regio’s een prima ondersteuning om inzicht te krijgen in de vraag hoe goed men in staat is rampen of grootschalige incidenten te bestrijden. Er is een zichtbare vooruitgang bij de regio’s waar de ADR is toegepast. Ten eerste is er een positieve ontwikkeling in de praktijk van de voorbereiding op de rampenbestrijding. Op vele cruciale punten in de voorbereiding worden verbeterplannen geformuleerd en praktijkgerichte verbeteringen ook daadwerkelijk doorgevoerd. Ten tweede is er een positieve ontwikkeling in de doorlichtingresultaten en in de door de regio’s gepresenteerde verbeterplannen. De bevindingen van de latere doorlichtingen schetsen een positiever beeld dan die van de eerdere doorlichtingen. Een derde positieve ontwikkeling is gelegen in het feit dat rampenbestrijdingsorganisaties aan het veranderen zijn van louter intern gerichte organisaties naar ook extern georiënteerde, omgevingsbewuste organisaties. De mate waarin er ‘naar elkaar wordt gekeken’ en van elkaar wordt geleerd neemt toe.

Tegelijkertijd schetst de Inspectie een beeld dat het allemaal maar traag verloopt. Regio’s doen maar weinig om een overbelasting van de meldkamer bij een groot incident te voorkomen. Dit terwijl de meldkamer in de beginfase van een ramp cruciaal is. Ook is het “multidisciplinair denken� - dus vanuit het gezamenlijk optreden van alle hulpdiensten - vaak ver te zoeken. Er zijn wel multidisciplinaire plannen, die soms zelfs bestuurlijk zijn vastgesteld, maar daar houdt het wel mee op. Er volgt maar zelden een praktische invoering van de beschreven procedures. Ook handelen direct betrokkenen (zoals meldkamerfunctionarissen) niet volgens de beschreven procedures.

Minister Remkes zal vanwege de uitkomsten van de rapportage de ADR bij de overige zestien regio’s versneld laten uitvoeren. Eind 2007 moet de ADR in alle regio’s zijn uitgevoerd. De minister roept de regio’s op meer samen te werken en meer van elkaars kennis gebruik te maken, omdat ze veel van elkaar kunnen leren. De Inspectie zal daar een stimulerende rol bij spelen. De nadruk van de crisisbeheersing komt met de vorming van de veiligheidsregio’s op regionaal niveau te liggen, voorbereiding op het opereren tijdens een crisis is niet langer een zaak van individuele gemeenten. De minister vindt verder dat er vaart gemaakt moet worden met de ontwikkeling van een nieuw meldkamersysteem. Er moet ook meer aandacht komen voor het gelijktijdig oefenen door alle hulpdiensten.
Provincie:
Tag(s):