De boodschap van de campagne is dat gordelgebruik altijd noodzakelijk is, zowel voorin als achterin de auto en binnen en buiten de bebouwde kom. Het gordelgebruik onder bestuurders van personenauto’s is in 2005 verder toegenomen: van 90% in 2004 naar 92% in 2005. Onder voorpassagiers is het aantal gordelgebruikers gelijk gebleven (90%). Chauffeurs in bestelauto’s zijn in 2005 ook vaker een gordel gaan dragen ten opzichte van 2004.
Het aandeel passagiers op de achterbank dat een gordel draagt is licht afgenomen van 69% in 2004 naar 64% in 2005. Deze afname achterin lijkt vooral toe te schrijven aan verminderd gebruik door passagiers ouder dan 12 jaar. De metingen wijzen namelijk uit dat bij kinderen onder 12 jaar het gebruik van de gordel verder is toegenomen. Ouders en kinderen lijken zich steeds meer bewust te worden van het belang van het gebruik van gordels en kinderzitjes. Hiermee is een belangrijk doel bereikt in de Goochem-campagne uit 2004 en 2005 die gericht was op het gebruik van autogordels door kinderen van 4 tot 12 jaar.
Uit cijfers van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) blijkt hoe belangrijk het dragen van een gordel is, zowel voor- als achterin. De SWOV heeft berekend dat gordeldragers voorin bij een botsing 40% minder kans lopen op dodelijk letsel. Achterpassagiers met hun gordel om hebben 30% meer kans een ernstig ongeluk te overleven.
Als alle inzittenden van personenauto’s de gordel hadden gedragen in 2005 waren ongeveer 30 doden en 150 ziekenhuisgewonden minder gevallen.
