dinsdag, 16. januari 2007 - 17:24

Gezondheidszorg voor allochtone kinderen schiet tekort

Amsterdam

De kwaliteit van de gezondheidszorg voor niet-westerse allochtone kinderen - met name Turkse en Marokkaanse - is vaak slechter dan voor autochtone kinderen. Dit blijkt uit het onderzoek van Nathalie Urbanus - van Laar, die donderdag 18 januari promoveert aan het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam. Problemen in de interactie tussen arts en ouders lijken ten grondslag te liggen aan dit verschil.

De promovenda nam de verschillen in behandeling van kinderen uit diverse etnische groepen bij drie ziektebeelden onder de loep: astma, suikerziekte, en een lui oog. Zij keek daarbij naar drie aspecten: de continuïteit van de zorg, de snelheid van het stellen van de diagnose en de adequaatheid van de behandeling.

In zijn algemeenheid is de zorg voor kinderen – allochtoon en autochtoon – voor verbetering vatbaar, lijkt haar studie uit te wijzen. Maar met name bij de niet-westerse allochtonen gaat er vaak wat mis. Zo hebben Marokkaanse en Turkse kinderen met matige astmaklachten een grotere kans om te lichte medicatie te ontvangen dan hun Nederlandse leeftijdsgenootjes.

Surinaamse en Antilliaanse kinderen krijgen wel even vaak de juiste medicijnen. Tweederde van alle patiënten met een lichte vorm van astma lijkt te zware medicatie te krijgen.
De diagnose suikerziekte wordt bij niet-westerse allochtonen vaker in een later stadium gesteld. Daardoor verkeren ze op het moment van de diagnose in een slechtere gezondheidstoestand dan autochtone kinderen.

Bijna de helft van alle kinderen bij wie op het consultatiebureau een lui oog is gesignaleerd komt niet bij een oogarts of orthoptist terecht. Kinderen van Marokkaanse en Turkse afkomst lopen het bezoek aan de specialist bijna twee keer zo vaak mis als Nederlanders. Bij Surinaamse kinderen duurt het vooral langer voor ze het consult bij de oogarts krijgen.

Een mogelijke verklaring voor de gevonden verschillen is een gebrekkige informatie-uitwisseling tussen arts en ouders. Dat kwam onder meer naar voren uit dossieronderzoek en diepte-interviews met ouders van kinderen met een lui oog. ‘In één van de dossiers was bijvoorbeeld genoteerd dat moeder een afspraak met de oogarts had gemaakt’, vertelt de promovenda. ‘Maar bij het interview bleek dat zij helemaal niet op de hoogte was van de verwijzing. Toevallig was de moeder zelf in die periode bij een oogarts geweest.’


Waar het precies aan schort in de communicatie is nog onduidelijk. Niet alleen taalproblemen spelen een rol, maar ook vooroordelen van de arts kunnen invloed hebben op de behandeling. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat allochtone ouders bewust de adviezen van een arts niet opvolgen, een gedachte die onder medici wél leeft.

Om de zorg voor kinderen te verbeteren zou er volgens Urbanus - Van Laar, die als onderzoekster verbonden was aan de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC, in de artsenopleiding meer aandacht moeten komen voor culturele competenties: de kennis over, de attitude ten opzichte van en vaardigheden in het omgaan met patiënten van verschillende culturen.

Daarnaast zou het ook helpen als ouders en patiënten van allochtone herkomst beter worden geschoold op het gebied van gezondheid en gezondheidszorg.
Provincie:
Tag(s):