maandag, 1. december 2008 - 9:18

Overheid moet eerder kinderen krijgen aantrekkelijker maken

Amsterdam

De overheid moet maatregelen stimuleren waardoor het voor toekomstige ouders aantrekkelijker wordt om eerder kinderen te krijgen. Te denken valt aan maatregelen die de combinatie werk en zorg voor kinderen gemakkelijker maakt, zoals flexibele werktijden betere afstemming tussen levensloop en loopbaanplanning, betaalbare huizen voor jonge starters, betaalbare en goede kinderopvang en langer ouderschapsverlof.

Dat meldt het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde in een commentaar over de valkuilen en dilemma’s bij verstandige gezinsplanning. Het commentaar werd geschreven door emeritus hoogleraar voortplantingsgeneeskunde prof.dr. E.R. te Velde, emeritus hoogleraar obstetrie en gynaecologie prof.dr. J.M.W.M. Merkus, epidemioloog mw. prof.dr.ir. F.E. van Leeuwen, emeritus hoogleraar preventieve en curatieve gezondheidszorg voor kinderen mw. prof.dr. S.P. Verloove-Vanhorick en gynaecoloog mw. prof.dr. D.D.M. Braat. Braat is bovendien vice-voorzitter van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg.

Volgens de vooraanstaande medici heeft de overheid immers te maken met de nadelen van laat moederschap. IVF-behandelingen, hormoonpreparaten, de extra risico’s voor moeder en kind kosten de zorg veel geld. Daarnaast heeft het gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen en de toenemende vergrijzing van de bevolking door dalende geboortecijfers.

“Ook is de kans op kinderloosheid groter als vrouwen de zwangerschap uitstellen tot na hun dertigste�, waarschuwen de artsen. “Vrouwen en mannen moeten op de hoogte worden gesteld van die risico’s.� De deskundigen leveren forse kritiek op de opvattingen van arts-epidemioloog dr. L. Bonneux van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut die eerder stelde dat gynaecologen vrouwen onnodig ongerust maken en dat het krijgen van kinderen tussen het 25e en 35e levensjaar niet te vroeg en niet te laat is.

�Bonneux stelt�, zo betogen de auteurs �dat tegenwoordig bijna driekwart van alle kinderen wordt geboren uit moeders tussen de 25 en 35 jaar en dat dit percentage nog nooit zo hoog is geweest. Hierbij wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat er binnen deze groep een grote verschuiving plaatsvond van 25-29 jaar naar 30-34 jaar. Bovendien is dit percentage in de jaren 1987-2007 juist continu gedaald, van 73 naar 67. In diezelfde periode verdubbelde het percentage kinderen uit moeders tussen de 35 en 40 jaar van 9 naar 18%, en het percentage kinderen uit 40-jarige of oudere moeders van 1,5 naar 3%�.

Dat betekent dat de risico’s op nadelige gevolgen voor de gezondheid door later oudeschap, zijn toegenomen. Kans op risico’s is dubbelop: risico is ook een kans. Ook wijzen de deskundigen erop dat de kans op permanente en onbehandelbare onvrijwillige kinderloosheid stijgt van 2-3% voor het 30e levensjaar naar 8% voor vrouwen die na hun 30e zwanger proberen te worden. Dat risico wordt zelfs 20% voor vrouwen van 35 jaar of ouder en 36% voor vrouwen die 40 jaar of ouder zijn. Heel veel getallen daarom o.i. toevoegen: De kans op onvrijwillige kinderloosheid door uitstel van zwangerschap de laatste 40 jaar veel meer toegenomen dan Bonneux suggereert.

Bovendien is de kans op een kind met het downsyndroom voor een 35-jarige vrouw vier keer zo groot als voor een 25-jarige.

De deskundigen vinden het verontrustend dat het in de media breeduit gemeten artikel van Bonneux suggereert dat de gezondheidsrisico’s vanaf het 30e tot 35e levensjaar verwaarloosbaar zijn.
Categorie:
Tag(s):