vrijdag, 5. juni 2009 - 16:43

Drie muntschatten gevonden in Groningen

Groningen

Tijdens de archeologische opgraving bij het Boterdiep in de stad Groningen zijn een aantal interessante vondsten gedaan. Sporen van bewoning uit de prehistorie, drie muntschatten en delen van twee aardewerken kariatiden uit de 17de eeuw. ‘Wethouder Frank de Vries nam vrijdag 5 juni 2009 de vroeg 16de eeuwse halve, hele en dubbele stuivers in ontvangst’, meldt de gemeente Groningen.

In de afgelopen maanden heeft aan het Gedempte Boterdiep een archeologische opgraving plaatsgevonden. Tijdens het graafwerk is vuursteen uit de late steentijd aangetroffen, sporen van bewoning uit de prehistorie. Ook vonden de archeologen sloten, een waterput en een groot bijgebouw, delen van een boerenerf uit de 12de eeuw.

In de 12de eeuw ligt het terrein op de flank van de Hondsrug. In de 12de en 13de eeuw wordt dit gebied bij stormvloeden overstroomd en raakt alles bedolven onder een laag klei. Vanaf de 15de eeuw wordt het terrein (benedenwinds ten opzichte van de stad) gebruikt als vuilstortplaats en als werkplek voor de leerlooiers.

Zij deden hun werk in diepe kuilen, gevuld met eikenbast en menselijke urine. In dezelfde tijd wordt het Boterdiep aangelegd. Vanaf het begin van de 17de eeuw ligt het terrein binnen de nieuwe stadswal.

Tijdens de opgraving zijn drie muntschatten gevonden. Een muntschat is officieel een bij elkaar liggende verzameling van vijf of meer munten. De eerste muntschat bestaat uit negen stadse stuivers, enkele en dubbele uit ongeveer 1460. De derde vondst is een verzameling van vijf stuiverstukken uit de eerste helft van de 15de eeuw.

De tweede vondst is een stenen kruikje met daarin ongeveer 420 zilverstukken van verschillende grootte. Deze schat is daarmee een van de grotere muntschatten in Nederland. Voor zover nu bekend – de munten zijn door een verblijf van vijf eeuwen in de bodem aan elkaar ‘geplakt’ en worden nu voorzichtig van elkaar gescheiden – dateren de meeste munten uit de periode 1500-1508.

De munten zijn halve, hele en een paar dubbele stuivers. Ze zijn vrijwel allemaal geslagen in de stad en luisteren naar de Groningse namen butkens, jagers en vliegers.

De munten stammen uit een onrustige tijd. In de jaren 1508-1536 is het rond en in de stad oorlog. Graaf Edsard van Oost-Friesland kan zijn stadhoudersschap over Groningen niet volhouden en Graaf Georg van Saksen (bijgenaamd ‘De Plucker’) neemt het roer over.

Kloosters worden belegerd en ingenomen. Het is goed voorstelbaar dat deze kostbare muntschat (wellicht tijdelijk) aan de bodem werd toevertrouwd. De Groningse muntdeskundige Jan van der Wis schat dat alle stuivers bij elkaar opgeteld, 11 goudguldens waard waren.

Destijds genoeg voor een paard, nieuwe kleding voor een heel gezin, vier tonnen Hamburger bier, 40 paar hoge leren schoenen of het inkomen van een ongeschoolde arbeider voor een maand of vier.
Een andere opvallende en zeldzame vondst zijn delen van aardewerken kariatiden. Een kariatide is een halfbeeld, meestal van een vrouwenfiguur, dat dienst deed als (schijn)zuil. Een van de kariatiden is een vrouw in een lang gewaad, dat zij zedig boven haar borsten vasthoudt.

Het beeld is geverfd geweest, op de wangen zijn blosjes zichtbaar. En er zijn sporen van verguldsel aangetroffen. De beelden zijn vermoedelijk ergens in de 17de eeuw in Groningen gemaakt en hebben een schouw ‘gestut’. Een schouw van een voornaam huis, misschien wel ergens in de buurt van de Ossenmarkt.
Provincie:
Tag(s):