dinsdag, 27. oktober 2009 - 14:45

Gevangenisstraf na ontucht met leden jongenskoor

Utrecht

Een 49-jarige man uit Utrecht is dinsdag door de rechtbank in Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens het plegen van ontucht met drie minderjarige jongens die lid waren van het Roder jongenskoor.

Daarnaast moet hij de acht maanden gevangenisstraf die de rechtbank eerder voorwaardelijk oplegde voor een soortgelijk feit uitzitten.

De slachtoffers waren toen de feiten werden gepleegd (in 2000, 2005 en 2006) allen jonger dan 16 jaar. De ontuchtige handelingen bestonden met name uit het strelen en/of aanraken en in de mond nemen van geslachtsdelen van de slachtoffers.

De raadsman had betoogd dat de drie aangiftes tegen de man vals waren en had geprobeerd met een aantal documenten aan te tonen dat de verdachte ten tijde van twee van de drie gepleegde delicten helemaal niet ter plaatse kon zijn geweest. De rechtbank was echter van oordeel dat op basis van de beschikbare bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is tegen de verdachte.

De rechtbank rekende het verdachte aan dat hij zeer kort na zijn veroordeling voor een soortgelijk feit in 2005, waarbij aan verdachte een forse voorwaardelijke straf was opgelegd ter voorkoming van recidive, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met jonge jongens. ,,Verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven dat hij zich niets gelegen laat liggen aan zijn eerdere veroordeling en zich vooral laat leiden door zijn eigen lustgevoelens’’,aldus de rechtbank.

De rechtbank heeft ook de berekenende proceshouding van verdachte meegewogen bij de bepaling van de strafmaat. Enerzijds heeft hij voortdurend geweigerd vragen te beantwoorden, maar anderzijds heeft hij zelfs vanuit de het huis van bewaring aangevers en getuigen benaderd en proberen te beïnvloeden. Hij heeft ook geweigerd aan psychiatrisch en psychologisch onderzoek mee te werken.

De rechtbank legde vanwege de ernst van de feiten geen voorwaardelijke straf op, maar zei in haar vonnis er vanuit te gaan dat het Openbaar Ministerie te zijner tijd bij de eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte nadrukkelijk zal overwegen daaraan nadere voorwaarden ter bescherming van de samenleving te verbinden. De rechter woog eveneens mee dat het verblijf in een Penitentiaire Inrichting voor iemand die veroordeeld is voor feiten als de onderhavige in het algemeen als zwaarder wordt ervaren dan gemiddeld.
Provincie:
Tag(s):