dinsdag, 17. maart 2009 - 13:03

Te veel verschillen tussen justitiële inrichtingen

Den Haag

De Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) is kritisch op de onderlinge verschillen tussen justitiële inrichtingen. Ook tussen de reclasseringsregio’s bestaan te veel verschillen. Gedetineerden kunnen dat als rechtsongelijkheid ervaren. Dat staat in het jaarbericht 2008 van de Inspectie voor de Sanctietoepassing, dat dinsdag 17 maart openbaar is gemaakt.

Het blijkt dat de werkwijze en de uitvoering van landelijke regels in de justitiële inrichtingen onderling teveel verschilt. Veel gedetineerden komen gedurende hun 'loopbaan' in contact met justitiële inrichtingen op verschillende locaties, waardoor ze een vergelijking kunnen maken.

De inspectie dringt er bij het hoofdkantoor van de Dienst Justitiële Inrichtingen opnieuw op aan om meer sturing te geven aan de justitiële inrichtingen en aan de invoering van nieuw beleid.

64 locaties gecontroleerd
De ISt heeft in 2008 54 locaties van DJI bezocht en 10 locaties van de reclassering. In totaal ging het om 18 doorlichtingsbezoeken, 36 bezoeken in het kader van een thema-onderzoek en 10 vervolgonderzoeken. Daarnaast is in 2008 enkele malen een onderzoek gestart naar aanleiding van een incident.

Het is de inspectie gebleken dat activiteiten in de justitiële inrichtingen regelmatig uitvallen. De oorzaken zijn verschillend: personeelstekort door onderbezetting, ziekte of vakantie, een slechte planning, een weinig flexibele inzet van personeel of schaarste aan gespecialiseerde werknemers.

Per inrichting wordt verschillend omgegaan met deze uitval. Soms worden gedetineerden ingesloten als de arbeid komt te vervallen en op andere locaties worden vervangende activiteiten aangeboden, zoals recreatie.

De ISt heeft nog niet een zo ernstige mate van uitval aangetroffen dat sprake zou zijn van een schending van een wettelijk recht van gedetineerden, maar vraagt wel aandacht voor de inspanning die de inrichtingen leveren om deze uitval te vermijden.

Veiligheid
Omdat gedetineerden gedurende de nacht zijn ingesloten en daardoor volledig afhankelijk van een beperkt aantal medewerkers, heeft de inspectie een onderzoek Nachtveiligheid gevangeniswezen uitgevoerd. De algemene conclusie was dat er ’s nachts wordt gewerkt zoals het beleid dat voorstaat. Er zijn geen onaanvaardbare risico’s aangetroffen.

Brandveiligheid
In mei 2008 concludeerden de Vrom-inspectie, de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, de Arbeidsinspectie en de ISt, dat de brandveiligheid weliswaar was verbeterd, maar nog niet voldoende.

De nog lopende aanpassingen aan gebouwen en trainingen van het personeel gaven echter voldoende vertrouwen dat het brandveiligheidsniveau tenminste op termijn op papier voldoende zal zijn.

Of de brandveiligheid ook in de praktijk op het gewenste niveau zal raken, baarde de inspecties nog zorgen. Daarom zal er in 2010 een nieuw gezamenlijk onderzoek naar de brandveiligheid worden uitgevoerd.

De Inspectie voor de Sanctietoepassing blijft zich evenwel afvragen of de brandveiligheid in alle inrichtingen een dusdanig risico vormde dat de eisen die geteld zijn aan gebouwen, de technische voorzieningen en de personele organisatie overal op hetzelfde niveau moesten worden gebracht.

Reïntegratie
Het blijkt dat de activiteiten om de recidive terug te dringen nog niet goed van de grond komen. Vaak nemen nog maar weinig gedetineerden deel aan de zogeheten TR-trajecten.

Het aanbod van en de aansluiting met onderwijs in de penitentiaire inrichting onvoldoende en de tijd die de reclassering nodig heeft om met een reïntegratieplan te komen is te lang.

De inspectie concludeert in het jaarbericht dat het programma Terugdringen Recidive de reïntegratie daardoor juist dreigt te belemmeren in plaats van te bevorderen. Om die reden zal de ISt in 2009 een afzonderlijk onderzoek wijden aan de manier waarop de uitgangspunten van het programma Terugdringen Recidive in de praktijk worden gerealiseerd.

Reclassering
In 2008 deed de ISt relatief weinig onderzoek op het terrein van de reclassering omdat veel onderwerpen dusdanig in beweging waren, dat een onderzoek midden in een veranderingsproces weinig zinvol leek.

De Inspectie is in het jaarbericht wel kritisch op o.a. de doorlooptijden en het ontbreken van een visie bij de reclassering hoe het executeren van de werkstraf in relatie staat tot haar missie of organisatiedoelstelling.

De kritische houding van de inspectie is mede gebaseerd op de European Rules on Community Sanctions and Measures, waarvan enkele bepalingen betrekking hebben op het uitgangspunt dat de tenuitvoerlegging van de werkstraf zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan gedragsverbetering en reïntegratie van de veroordeelde.

Echter, noch het ministerie van Justitie, noch de reclasseringsorganisaties hebben beleid geformuleerd op welke wijze de uitvoering van de werkstraffen bijdraagt aan de maatschappelijke reïntegratie van werkgestraften. In de uitvoeringspraktijk is wel zichtbaar dat medewerkers van de reclassering hier zelf invulling aan proberen te geven.

Inspectie Sanctietoepassing
De Inspectie voor de Sanctietoepassing houdt toezicht op de reclasseringsorganisaties en op alle landelijke diensten en inrichtingen die onder de Dienst Justitiële Inrichtingen vallen. De inspectie onderzoekt of de taken van deze verschillende organisaties effectief en met voldoende kwaliteit worden uitgevoerd. Bovendien houdt de inspectie toezicht op de naleving van wet- en regelgeving.

De inspectie is onafhankelijk, maar organisatorisch een onderdeel van het ministerie van Justitie. Bevindingen van de inspectie worden gerapporteerd aan de staatssecretaris van Justitie.
Provincie:
Tag(s):