De koper had bij de rechtbank terugbetaling gevorderd van de koopsom van in totaal tien schilderijen die als echte 'Ploegschilderijen' waren verkocht. Het zou voornamelijk gaan om doeken van de hand van Altink en Dijkstra.
De deskundigen die de koper had ingeschakeld, en de door de rechtbank ingeschakelde deskundige waren van oordeel dat alle tien schilderijen vals zijn. De rechtbank wilde dat oordeel niet overnemen. De koper heeft zich daarna in hoger beroep tot het gerechtshof te Leeuwarden gewend. Inmiddels heeft hij zijn vordering met betrekking tot vijf van de tien schilderijen laten vallen.
Ook het hof twijfelt over het oordeel van de deskundigen, omdat hun rapporten te weinig specifiek en te algemeen zijn. Het feit dat het geschil inmiddels is beperkt tot vijf van de tien schilderijen, heeft die twijfels nog doen toenemen. De overige vijf schilderijen werden immers in eerste aanleg door de koper en de deskundigen ook als vervalsingen aangemerkt.
De koper zal nu met getuigen moeten bewijzen dat de vijf doeken waar nog over wordt geprocedeerd inderdaad vervalst zijn.