donderdag, 25. november 2010 - 13:54

Schade van de pil en wasmiddelen voor oppervlaktewater onderzocht

De anticonceptiepil en wasmiddelen bevatten schadelijke stoffen voor het milieu, namelijk respectievelijk 17α-ethinylestradiol (EE2) en fosfaatvervangers. Het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam onderzocht of er minder milieuschadelijke alternatieven zijn voor EE2 in de pil en of de fosfaatvervangers niet schadelijker voor het milieu en voor het huishoudelijk gebruik zijn dan de fosfaten zelf.

Het IVM ontdekte dat er momenteel (nog) geen goede vervanging is voor EE2 en dat sommige fosfaatvervangers schadelijker zijn dan de fosfaten zelf. Het onderzoek vond plaats in opdracht van De Stichting Wetenschappelijk Natuur en Milieubeleid (SWNM).

17α-ethinylestradiol
Vrouwen die de pil gebruiken, scheiden 17α-ethinylestradiol (EE2) uit in de vorm van een og maar weinig estrogeen stofwisselingsproduct. In rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) wordt de oorspronkelijke stof weer volledig actief teruggevormd. In het Nederlandse oppervlaktewater zijn verschillende stoffen met een estrogeen karakter aanwezig. De gehalten aan dergelijke stoffen zijn afzonderlijk meestal laag, maar het vermoeden bestond dat hun gezamenlijke effect toch de voortplanting van vissen en andere waterdieren kan beïnvloeden. Vooral in kleinere binnenwateren lijken effecten op te treden. De meeste anticonceptiepillen bevatten hormonen. Voor de uiteindelijk verwachte estrogene effecten in oppervlaktewater, lijkt het echter niet uit te maken welke hormonen er in ‘de pil’ gebruikt worden. Alternatieven voor 17α-ethinylestradiol in ‘de pil’ moeten gezocht worden in beter afbreekbare niet-hormoonbevattende stoffen. Hormoonagonisten, stoffen die de productie van estrogenen door de eierstokken remmen, bieden in principe zo een mogelijkheid. Deze zijn echter nog niet voor mensen beschikbaar voor contraceptie.

Fosfaatvervangers
Fosfaatvervangers worden in wasmiddelen gebruikt sinds de jaren tachtig toen de Nederlandse overheid besloot het gebruik van (poly)fosfaten te beperken. Het fosfaatbeleid leidde tot een vermindering van het fosfaatgehalte in het oppervlaktewater. Tegelijkertijd ontstond er een teruggang in algen- en visserijproductie. (Poly)fosfaten in wasmiddelen gaan kalkafzetting tegen, voorkomen dat losgeweekt vuil weer op textiel neerslaat en genereren de juiste zuurgraad voor de waskracht. Het succes van (poly)fosfaten ligt in een combinatie van deze eigenschappen. IVM onderzocht verschillende mogelijke fosfaatvervangers namelijk fosfonaten, zeolieten, EDTA, NTA, silicaten, citraat, en polycarboxylaten.
Samenvattend geven de resultaten aan dat van alle onderzochte fosfaatvervangers alleen EDTA en NTA een directe bedreiging voor de kwaliteit van het oppervlaktewater kunnen vormen. Toxiciteit en risico’s voor huishoudens zijn alleen bij basische fosfaatvervangers, zoals silicaten te verwachten. Gezien de meestal lage toxiciteit van fosfaatvervangers is het onwaarschijnlijk dat fosfaatvervangers hebben bijgedragen aan de teruggang in algen- en visserijproductie.
Categorie:
Tag(s):