Vrijspraak voor aanslag op Cor van Hout

In de Deurloostraat te Amsterdam is op 27 maart 1996 om 12.05 uur meerdere keren met een vuurwapen op Cor van Hout geschoten, toen hij met zijn toenmalige vriendin en hun zoontje in de auto zat. Die straat stond al langer onder observatie door middel van onder meer camera’s waarmee het straatgebeuren op beeld werd opgenomen. Deze beelden zijn vaag en niet erg duidelijk, zo stelt de rechtbank in haar vonnis vast.

Diverse getuigen die verdachte goed hebben gekend, hebben verdachte op die camerabeelden herkend als de persoon die om 10.47 uur en om 11.44 uur in beeld was. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte zich op die tijdstippen, (zeer) kort voor de aanslag, in de Deurloostraat bevond. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid aldaar. Deze aanwezigheid, in combinatie met omstandigheden dat verdachte, zo is gebleken, geweld niet schuwt en bekend is met vuurwapengeweld, geven wel een ernstige verdenking van betrokkenheid bij de aanslag op Cor van Hout. Maar dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.