Na de uitschakeling in Europa (3-0 tegen Spartak Moskou) gingen de Amsterdammers zondag met 3-2 onderuit tegen ADO Den Haag.
Net als vorig seizoen kende Ajax grote moeite met de uitwedstrijd in Den Haag. Was toen Toby Alderweireld de held door de winnende treffer te maken, zondag kende de Belg een minder gelukkigere wedstrijd. Zo ging hij (maar ook Gregory van der Wiel) niet vrijuit bij de openingsgoal van Frantisek Kubik, die na een dik halfuur raak kopte.
Tot dan toe was ADO sterker dan de Amsterdammers. De ploeg van Frank de Boer begon met de driemansaanval Özbiliz-Cvitanich-Sulejmani en met Enoh in plaats van De Zeeuw op het middenveld, maar veel maakten de tactische omzettingen niet uit. Cvitanich schitterde door afwezigheid en viel slechts op toen hij een prima kans om zeep hielp, gecreeërd door Christian Eriksen, een van de weinigen met creatieve ingevingen bij Ajax.
Na rust toonde Ajax zich sterker en drong het ADO terug, maar echt op de proef gesteld werd Gino Coutinho niet.. Het sprak boekdelen dat Ajax uit een standaardsituatie op gelijke hoogte kwam. Jan Vertonghen ramde de bal uit een ingestudeerde vrije trap tegen het net, maar even later was het door (weer) zwak verdedigen alweer 2-1: Lex Immers passeerde van dichtbij Jeroen Verhoeven, die ook niet geheel vrijuit ging.
Maar wie dacht dat de wedstrijd daarmee gespeeld was, zat er goed naast. Via het hoofd van Eriksen kwam Ajax weer langszij, maar toen er wéér een ADO-speler vrij mocht inschieten voor het Ajax doel, was de wedstrijd gespeeld. Timothy Derijck schoot de Hagenezen naar de vierde plek en Ajax' titeldroom aan diggelen.
