woensdag, 14. september 2011 - 11:56

Gevolgen wijziging beleid achterstandsleerlingen vallen mee

Door nieuw beleid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om achterstandsleerlingen bij te spijkeren is negen procent van de scholen er financieel gezien op achteruit gegaan.

Een procent van de scholen ontvangt meer geld. Maar de plattelandsscholen, die bij uitstek moesten profiteren van de nieuwe regeling, krijgen weinig extra. Dit blijkt uit onderzoek dat werd gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het rapport is deze week gepubliceerd.

Sinds 1985 ontvangen basisscholen extra middelen als zij veel achterstandsleerlingen hebben. Tot 2006 werd dit geld toegekend op basis van het opleidingsniveau en de afkomst van de ouders van leerlingen. Omdat relatief weinig middelen terecht kwamen bij scholen met veel autochtone achterstandsleerlingen, zijn de criteria gewijzigd en krijgen scholen het geld sinds 2006 alleen op grond van het opleidingsniveau van de ouders toegekend. Dit moest zorgen voor een eerlijker verdeling van de gelden. Met name scholen op het platteland met veel achterstandsleerlingen moesten meer gaan profiteren van het beleid.

De onderzoekers Adrie Claassen en Lia Mulder, werkzaam bij het ITS van de Radboud Universiteit, hebben de gevolgen van de verandering in de zogeheten gewichtenregeling in kaart gebracht. Zij concluderen dat de aanpassing er niet toe heeft geleid dat de plattelandsscholen met veel achterstandsleerlingen er duidelijk op vooruit zijn gegaan.

Slechts een procent van deze scholen krijgt door de veranderde regeling substantieel meer geld voor hun achterstandsleerlingen. Mulder: 'Omdat het opleidingsniveau van ouders is gestegen, ook op het platteland, vallen veel minder leerlingen op deze plattelandsscholen in de categorie ‘achterstandsleerling’ dan het ministerie vooraf had ingeschat.'

Het is de vraag of er feitelijk ook minder achterstandsleerlingen op deze scholen zijn. 'Er is een duidelijk verband tussen het opleidingsniveau van de ouders en de prestaties van de kinderen', zegt Mulder, 'maar het is nog onduidelijk of de prestaties van de kinderen zijn meegestegen met het opleidingsniveau van de ouders.'

Zwarte school

Een kleine tien procent van de scholen krijgt sinds de beleidsaanpassing beduidend minder geld. Dit zijn vooral hindoeïstische en islamitische scholen in de grote steden. De leerlingen van deze scholen zijn vrijwel allemaal van allochtone afkomst. Tot 2006 kregen zij daarom het maximale bedrag uit de pot voor onderwijsachterstanden. Omdat een deel van de ouders van deze leerlingen niet laagopgeleid is, krijgen deze scholen in de nieuwe regeling minder geld.

De meeste leerlingen lijden daar niet direct onder, schat Mulder in. Het overgrote deel van deze scholen is namelijk met andere regelingen weer financieel gecompenseerd. 'Maar voor de scholen die niet profiteren van de impulsregeling is de situatie wel aanzienlijk slechter geworden', stelt Mulder. Dat zijn ongeveer 175 scholen met veel achterstandsleerlingen die niet in een impulsgebied liggen. Op deze scholen krijgen achterstandsleerlingen nu mogelijk minder aandacht dan ze nodig hebben. De scholen zelf laten weten dat ze bijvoorbeeld natuurlijk verloop van personeel niet meer kunnen aanvullen.

Het onderzoek van Mulder en Claassen is gefinancierd door het Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO), onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Provincie:
Tag(s):