donderdag, 10. februari 2011 - 20:20 Update: 08-07-2014 1:00

Minder medicijnen nodig bij dreigende vroeggeboorte

Zwangere vrouwen met een dreigende vroeggeboorte hoeven niet langer dan 48 uur behandeld te worden met weeënremmers. En vrouwen met een onrijpe baarmoedermond kunnen het best worden ingeleid met een ballonkatheter. De uitkomsten van deze twee verloskundestudies, die zijn uitgevoerd door gynaecologen uit alle acht universitair medische centra en meer dan zestig andere ziekenhuizen, worden vandaag gepresenteerd op een congres in San Fransisco.

Voor de eerste studie namen vierhonderd patiënten met dreigende vroeggeboorte deel aan een onderzoek waarbij het langdurig geven van weeënremmers vergeleken werd met een kortdurend gebruik van deze medicatie.

In de groep van patiënten die 12 dagen extra weeënremming kreeg, treedt bij tien procent van de kinderen een ernstige complicatie van vroeggeboorte op, soms zelfs resulterend in het overlijden van het kindje. Verrassend genoeg is dit percentage in de groep vrouwen die een placebo kreeg niet significant verschillend, namelijk 11 procent. De onderzoeksgroep geeft daarom het advies patiënten met een dreigende vroeggeboorte niet langer dan 48 uur te behandelen met weeënremmers.

De tweede studie richtte zich op de inleiding van de baring, de meest uitgevoerde interventie in de verloskunde. Vaak vindt de inleiding plaats bij een onrijpe baarmoedermond. Rijping van de baarmoedermond is nodig om de succeskans van de inleiding te vergroten. Hiervoor kunnen medicijnen (zoals prostaglandines) of een ballonkatheter worden gebruikt. De ballonkatheter is goedkoop (50 eurocent) en wordt al gedurende 50 jaar toegepast. De onderzochte prostaglandines, zo’n 75 euro per behandeling, worden sinds de jaren ’80 gebruikt zonder verder onderzoek en gepromoot door de farmaceutische industrie. Het was tot nu toe onduidelijk welke behandeling het beste was.

Aan dit onderzoek namen 1176 vrouwen uit heel Nederland deel. Door loting werd bepaald of de baarmoedermond werd gerijpt met een ballonkatheter of door middel van prostaglandines. Beide methoden blijken even effectief. Het aantal keizersnedes is in beide groepen gelijk, evenals het aantal bevallingen met een vacuümpomp.
Wat opviel, is dat het aantal kunstverlossingen (keizersnedes en vacuümverlossingen) vanwege zuurstofgebrek bij het ongeboren kind significant minder is in de groep die was ingeleid door middel van een ballonkatheter.
Ook worden er veel minder kinderen in de ballonkatheter-groep opgenomen op de kinderafdeling, en zijn er duidelijk minder gevallen van ernstig bloedverlies bij de moeder.
Categorie:
Tag(s):