De drie meisjes hadden verklaard dat zij met verdachte een snoep-proef-spelletje hebben gespeeld, waarbij de meisjes geblinddoekt werden, de verdachte snoep in hun mond stopte en de meisjes vervolgens moesten raden welk soort snoep zij in hun mond hadden. Als zij het goed raadden mochten zij het snoepje opeten, als het antwoord fout was moesten zij het snoepje weer uit de mond nemen.
Eén van de meisjes heeft verklaard bij een van die spelletjes te hebben gezien dat verdachte zijn piemel in haar mond stopte en dat hij dit ook bij het andere meisje deed. Dit andere meisje heeft dit echter niet bevestigd. Ook het derde meisje heeft niet verklaard dat de man zijn piemel in haar mond heeft gestopt. Er was verder geen ondersteunend bewijs dat het verhaal van het eerste meisje bevestigde. Daarom is er onvoldoende wettig bewijs.