De man zou op 25 mei 2013 zijn ex-vriendin gewurgd hebben met een riem. Dat er sprake is van voorbedachte raad, en dus moord, blijkt volgens de officier onder meer uit het gegeven dat de verdachte in de weken daarvoor bedenkt dat hij haar wil vermoorden. Ook op de bewuste dag zelf zijn er verschillende momenten waarop hij bedenkt hoe hij haar met de riem kan ombrengen. Gezien de positie waarin het slachtoffer werd aangetroffen, is tijdens het onderzoek ook rekening gehouden met een zedenmisdrijf. Verdachte verklaart dat hij na haar dood seks heeft gehad met het slachtoffer. Ondanks dat dit volgens de officier bizar en moreel verwerpelijk is, levert het handelen van de verdachte op dat punt juridisch gezien geen verkrachting op. Voor verkrachting is dan ook vrijspraak gevraagd.
Na de moord heeft verdachte de gaskranen in haar huis open gedraaid. Omwonenden hebben de politie gebeld nadat ze een gaslucht roken. Hierbij heeft de politie het hele appartementencomplex ontruimd en deed ook de brandweer onderzoek.
Volgens de officier is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zwaarste delict uit het Wetboek van Strafrecht. Uit persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Om recht te doen aan de ernst van het feit en om te kunnen garanderen dat de verdachte de tijd krijgt om zich te laten behandelen, eist de officier naast een gevangenisstraf van 12 jaar, TBS met dwangverpleging.