dinsdag, 9. september 2014 - 17:43 Update: 09-09-2014 17:46

'Verhogen AOW-leeftijd in 2024 niet nodig'

'Verhogen WAO-leeftijd in 2024 niet nodig'
Foto: Archief EHF

Indien de Prognosetafel AG2014 wordt gebruikt voor de eerstvolgende vaststelling (2019) van de AOW-leeftijd dan is er op basis van de huidige wetgeving naar verwachting geen reden de AOW-leeftijd in 2024 te verhogen. Dit meldt het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) dinsdag.

Het AG heeft dinsdag de nieuwe verwachting van de overlevingskansen voor de Nederlandse bevolking gepresenteerd. De nieuwe waarnemingen en voorspellingen, gepubliceerd in de Prognosetafel AG2014, zijn in lijn met de in september 2012 afgegeven prognose. Het AG verwacht daarom geen grote aanpassingen in de technische voorzieningen van de meeste pensioenfondsen en verzekeraars. 

Uit de nieuwe prognose blijkt dat de sterftekansen nog steeds dalen en dat de levensverwachting blijft stijgen. De nieuwe prognose van de levensverwachting is gebaseerd op een stochastisch model en heeft een langere horizon dan de 51 jaar die in eerdere prognosetafels werd gehanteerd. 

Zo kan een 0-jarige vanaf zijn/haar geboorte tot aan zijn/haar overlijden worden gevolgd en is in elk toekomstig jaar zijn/haar verwachte sterftekans bekend. Hiermee is een nieuwe en betere definitie van de levensverwachting mogelijk. Voor een in 2014 geboren man bedraagt deze levensverwachting 89,9 jaar en voor een in 2014 geboren vrouw bedraagt deze 92,2 jaar. 

Met het nieuwe stochastische model, waarin sterftekansen van vergelijkbare Europese landen zijn meegenomen, is een vervolgstap gezet om de overlevingskansen voor de Nederlandse bevolking beter in te schatten. Pensioenfondsen en verzekeraars zullen de Prognosetafel AG2014 gebruiken voor het vaststellen en toetsen van hun technische voorzieningen. 

De effecten zullen niet  voor alle pensioenfondsen en pensioenportefeuilles gelijk zijn. De impact van de nieuwe prognosetafel hangt af van de verhouding tussen het aantal jonge en oude deelnemers; van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen; en van de samenstelling van de pensioenverplichtingen binnen de genoemde fondsen en portefeuilles. 

Algemeen kan worden gesteld dat bij pensioenfondsen en pensioenportefeuilles met relatief veel ouderen en relatief veel mannen, de technische voorzieningen licht dalen. Bij pensioenfondsen en pensioenportefeuilles met relatief veel jongeren en relatief veel vrouwen stijgen de technische voorzieningen licht. Naar verwachting is op geaggregeerd niveau het verschil tussen de effecten van de Prognosetafel AG2014 en de Prognosetafel AG2012-2062 op de technische voorzieningen beperkt. 

Categorie:
Provincie:
Tag(s):