LHV wees er op dat in de loop van de tijd de budgetoverschrijding een aantal malen lager is becijferd, zodat op die berekening niet kan worden vertrouwd. Het CBb verwerpt dat argument. Op zich is het juist dat definitieve cijfers pas ongeveer drie jaar na het betreffende kalenderjaar bekend zijn. In de tussentijd is de minister wel verantwoordelijk voor de beheersing van het macrobudget voor de gezondheidszorg en zij mag zich dan op voorlopige cijfers verlaten. Toen actuelere cijfers een lagere budgetoverschrijding lieten zien, heeft de minister de tariefskorting die de NZa moest opleggen verminderd.
Op het moment dat de NZa op het bezwaar van de LHV besliste, toonden de toen beschikbare cijfers dat de budgetoverschrijding over 2009 en 2010 verder was afgenomen (tot € 79 miljoen). De NZa kon (toch) volharden in de korting van € 98 miljoen, omdat zich toen al een budgetoverschrijding over 2011 aftekende van ruim € 100 miljoen; een overschrijding waarvoor geen afzonderlijke tariefkorting is opgelegd.