De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 jaar geëist. Die straf doet echter volgens de rechtbank onvoldoende recht aan de gruwelijkheid van de moord. Het slachtoffer werd voor zijn dood ernstig gemarteld. Gelet op het wrede en koelbloedige optreden van de verdachte, vermoedt de rechtbank echter dat bij hem wel degelijk sprake is van een stoornis. De rechtbank vreest dan ook dat verdachte opnieuw in staat zal zijn dergelijke gewelddadige feiten te plegen en vindt daarom dat de maatschappij voor zeer lange tijd tegen hem moet worden beveiligd.
De verdachte heeft tijdens het proces aangegeven dat niet hij de dader zou zijn, maar dat de daders gezocht moesten worden in de hoek van de CIE. Het slachtoffer zou volgens de verdachte namelijk een CIE-informant zijn geweest en mensen hebben verraden. Dat is volgens de rechtbank niet aannemelijk geworden. Het verzoek van de raadsman om de zaak te heropenen en op dit punt nader onderzoek te laten doen, wordt dan ook afgewezen.