maandag, 27. februari 2012 - 12:22 Update: 08-07-2014 0:54

Kritischere Tweede Kamer nodig bij besluitvorming over deelname militaire operaties

De Tweede Kamer dient zich kritischer op te stellen tegenover de regering tijdens besluitvorming over deelname van Nederlandse militairen aan internationale operaties.

Dit concludeert rechtsgeleerde Anamarija Kristic op basis van haar NWO-onderzoek, waar ze 29 februari op promoveert aan de Universiteit van Tilburg. Kristic reconstrueerde de besluitvorming rondom drie militaire uitzendingen in de afgelopen vijftien jaar: Allied Force in Kosovo, Enduring Freedom in Afghanistan en Task Force Uruzgan in Afghanistan.

Op basis van parlementaire documenten stelde Anamarija Kristic vast dat de Tweede Kamer beperkt betrokken was bij de regeringsbesluiten om deel te nemen aan drie internationale missies. De houding van de Kamer is in alle gevallen volgend en reactief geweest. Formeel heeft de Tweede Kamer geen zeggenschap over het besluit tot militaire deelname. De regering is verplicht de Kamer vooraf te informeren, zo staat in artikel 100 van de Grondwet. Dat artikel wordt echter door verschillende partijen anders geïnterpreteerd.

De regering gebruikt de ‘artikel-100-procedure’, bestaande uit een informatiebrief over het regeringsbesluit en debatten daarover, om de betrokkenheid van de Kamer tot een minimum te beperken, terwijl de Kamer de procedure juist ziet als een vrijbrief voor meer betrokkenheid. Door deze verschillende visies heeft de procedure volgens Kristic tot verwarring geleid. ‘Maar,’ waarschuwt Kristic, ‘de Tweede Kamer heeft een naïeve kijk op de artikel-100-procedure. Ze denken: “als we de procedure maar strikt volgen, zal de uitkomst wel goed zijn”. Hun focus daarop leidt af van de echte vraag: moeten de militairen gaan of niet?’

Volgens Kristic heeft de regering in de bestudeerde casussen voortdurend de grenzen van haar mogelijkheden verkend. Brieven over de militaire inzet werden door de regering op een aantal momenten zelfs te laat vrijgegeven. Informatie aan de Kamer was daarmee al achterhaald. Ook de wisselwerking met de internationale omgeving bemoeilijkt de situatie. Nederland hecht veel waarde aan goed bondgenootschap. Op internationaal niveau worden daardoor doorlopend verwachtingen geschept en toezeggingen gedaan, met het uiteindelijk bereiken van een ‘point of no-return’ als gevolg. Het is dan politiek ondenkbaar geworden dat Nederland nog van deelname aan een operatie af ziet. Kristic benadrukt dat het belangrijk is dat de Kamer zich niet onder druk of buiten spel laat zetten door de regering. ‘De Tweede Kamer moet voortdurend een oplettende en actieve houding aannemen tegenover de regering,’ aldus Kristic.

Geen grondwetswijziging

Diverse juristen hebben gepleit voor een grondwetswijziging om de invloed van de Kamer op de besluitvorming te vergroten. Kristic ziet daar niets in. Uit haar onderzoek blijkt namelijk dat de heersende politieke cultuur en spelregels in de praktijk bepalend zijn voor de mate van betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de besluitvorming.

Informele informatie-uitwisseling en achterkamertjespolitiek, die ver voor het slotdebat plaatsvinden, zijn daarbij cruciaal. De openbare debatten vinden volgens Kristic slechts ‘voor de vorm’ plaats. Uit haar onderzoek blijkt dat de fracties in alle gevallen hun standpunt voor het slotdebat klaar hadden en daar niet meer van afweken. Formele regelgeving zal weinig aan deze praktijk veranderen. ‘De invloed van het recht is maar beperkt en het levert niet altijd het gewenste houvast op,’ licht Kristic toe. ‘In plaats daarvan hebben we meer aan een Kamer die de politieke wil heeft om tijdig een kritische houding aan te nemen en informatie te eisen’, besluit Kristic.
Categorie:
Tag(s):