dinsdag, 2. februari 2016 - 10:33 Update: 03-02-2016 8:06

Nieuwe manier controle darmkanker spoort terugkeer van de ziekte sneller op

Intensievere controle spoort terugkeer darmkanker sneller op
Foto: Archieffoto ter illustratie FBF
Groningen

Door op een nieuwe manier patiënten met dikke- of endeldarmkanker te controleren na het verwijderen van de tumor, is sneller een terugkeer van de ziekte op te sporen.

Hierbij wordt de aanwezige hoeveelheid van de tumormarker CEA (Carcinoembryonic Antigen) in het bloed vaker gemeten en bij stijging er van direct actie ondernomen. Hierdoor zijn patiënten bij terugkeer van de ziekte vaker te genezen dan volgens de huidige methode van controle. Dit blijkt uit een proefschrift van Charlotte Verberne van het UMCG. De nieuwe methode is bovendien kosteneffectief en positief gewaardeerd door patiënten. Verberne promoveert op 3 februari op haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen.

In Nederland krijgen jaarlijks meer dan 13.000 patiënten de diagnose kanker aan de dikke darm of endeldarm. De behandeling is gericht op operatieve verwijdering van de tumor. Hierna blijven patiënten onder controle bij de arts. Het belangrijkste doel hiervan is de vroegtijdige opsporing van terugkerende ziekte; zo’n 20-25% van alle patiënten wordt hiermee geconfronteerd. In haar onderzoek ging Charlotte Verberne na wat de rol van de hoeveelheid CEA in het bloed is bij de controle van dikke- of endeldarmkanker. CEA is een tumormarker. De CEA stijgt bij de meeste patiënten (tot zelfs 80%) als er terugkerende ziekte is.

Verberne ging in 11 Nederlandse ziekenhuizen na wat het effect was van een nieuw protocol van controle. Het nieuwe protocol bestond uit tweemaandelijkse CEA-metingen en een CT-scan van buik en longen bij een duidelijke CEA-stijging. In de huidige richtlijn wordt ook CEA gemeten, maar dan 3- of 6- maandelijks en is de CT-scan niet opgenomen. Aan haar onderzoek deden 3223 patiënten mee, die zij twee jaar volgde. Uit de resultaten van haar onderzoek blijkt dat de terugkeer van de ziekte eerder is op te sporen dan volgens de huidige manier van controle. Bij de patiënten waarbij terugkeer van de ziekte is vastgesteld, bleek deze vaker (35% tegen 22%) te genezen zijn dan wanneer patiënten werden gecontroleerd volgens de nu geldende Nederlandse richtlijn.

Follow-up protocol

Verberne ging via vragenlijsten na hoe patiënten de nieuwe manier van controle ervaren. Daaruit blijkt dat het nieuwe follow-up protocol geen nadelige effecten heeft op de houding van de patiënt ten aanzien van follow-up, noch op het psychisch functioneren van de patiënt. Volgens Verberne waarderen patiënten de nieuwe vorm van follow-up. Uit haar onderzoek blijkt tevens dat het nieuwe protocol kosteneffectief is.

De resultaten van Verberne laten zien dat het nieuwe protocol beter is in het opsporen van terugkerende ziekte dan de huidige Nederlandse richtlijn. ‘Er is nu nog niet bekend hoe de cijfers zijn van de overleving na 5 en 10 jaar’, aldus Verberne. Als uit nader onderzoek blijkt dat ook die positief zijn pleit zij er voor dit nieuwe protocol op te nemen in de Nederlandse gezondheidszorg. Verberne: ‘Vervolgonderzoek zal zich daarom vooral op de overleving op langere termijn moeten richten’.

Categorie:
Provincie:
Tag(s):