woensdag, 17. februari 2016 - 13:39 Update: 17-02-2016 13:45

Artsen en verpleegkundigen zien voor zichzelf eerder af van reanimatie

Artsen en verpleegkundigen zien voor zichzelf eerder af van reanimatie
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
Utrecht

Zorgverleners zoals artsen en verpleegkundigen gaan als het hen zelf betreft minder ver in pogingen het leven te verlengen dan ‘gewone’ patiënten. Dit meldt de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) woensdag na onderzoek.

Zo zeggen artsen en verpleegkundigen voor zichzelf duidelijk minder voor reanimatie, dialyse en beademing te kiezen. Deze interventies worden soms wel aan hun patiënten aangeboden zo blijkt uit onderzoek van KNMG en V&VN. Op 19 februari gaan deelnemers van het congres ‘Niet alles wat kan, hoeft’ over de uitkomsten in discussie.

Kiezen voor kwaliteit van leven, niet voor levensverlenging

Zorgverleners hebben veel vaker concreet nagedacht over het eigen levenseinde dan het algemene publiek en bespreken dit ook vaker met hun naasten, zo blijkt uit het gezamenlijke onderzoek dat KNMG en V&VN vandaag in Medisch Contact presenteren. 

Geconfronteerd met een hypothetische situatie van een beperkte levensverwachting voor zichzelf, zeggen zorgverleners te kiezen voor kwaliteit van leven, ook als dat ten koste gaat van levensverlenging. Van het publiek zegt 13 procent iedere levensverlengende behandeling aan te zullen grijpen, terwijl dit bij artsen (2%) en verpleegkundigen (3%) veel lager ligt.

Reanimatie, dialyse en beademing

Met name bij reanimatie, dialyse en beademing bestaan grote verschillen tussen het algemene publiek en zorgverleners. Zo zegt 55 procent van het algemene publiek voor reanimatie te kiezen, terwijl maar 10 procent van de artsen en verpleegkundigen daarvoor zegt te kiezen.

Ander advies aan patiënt

Veel artsen (42%) hebben weleens aan een patiënt een mogelijk levensverlengende behandeling voorgesteld waar ze zelf niet voor zouden kiezen. Dat is niet per se een probleem: 'Wie ben ik om iemand te weerhouden van een agressieve behandeling als dat voor deze persoon de beste manier is ermee om te gaan?', aldus een deelnemer aan het onderzoek. 

KNMG-voorzitter Rutger Jan van der Gaag: 'Zorgverleners moeten zich bewust zijn van deze discrepantie, zodat zij beter kunnen inspelen op de soms te hoge verwachtingen die de patiënt heeft van een voorgestelde behandeling. Het gaat om het goede gesprek en daar de tijd voor nemen. Wat zijn de mogelijkheden, de voors en tegens? En wat betekent dit voor de patiënt? Wat zijn diens onderliggende wensen en  welke verwachtingen heeft de patiënt van  een behandeling als het gaat over de kwaliteit van leven en de resterende levensduur? Zijn die reëel? De antwoorden hierop vormen de basis voor het gezamenlijke besluit van de patiënt en de arts over wat te doen of wat niet meer te doen.'