donderdag, 15. december 2016 - 8:46 Update: 15-12-2016 10:31

Migranten vaker hoger opgeleid, maar vinden moeilijker een baan

Stijging onbehagen van migranten in Nederland
Foto: fbf
Den Haag

Het rapport Integratie in zicht? van het Sociaal Cultuereel Planbureau (SCP) levert een spanningsvol beeld op. Aan de ene kant is sprake van een stijgend opleidingsniveau, verbeterde onderwijsprestaties en een betere beheersing van de Nederlandse taal onder de onderzochte migrantengroepen. Aan de andere kant is er sprake van een blijvend grote (kansen)achterstand op de arbeidsmarkt en een stijgend onbehagen van migranten over hun leven en mogelijkheden in dit land.

De verwachting dat met de wisseling van de generaties de integratie versnelt, komt maar ten dele uit. De tweede generatie is de motor achter het gestegen opleidingsniveau en de verbeterde taalbeheersing, maar de kansengelijkheid op de arbeidsmarkt is de afgelopen 15 jaar niet wezenlijk veranderd. Betere hulpbronnen in de vorm van Nederlandse taalbeheersing en hogere opleidingsniveaus zijn kennelijk niet voldoende.

De Nederlandse taalbeheersing is binnen de Turks- en Marokkaans-Nederlandse groep gestaag toegenomen. Turkse Nederlanders hebben het vaakst moeite met de Nederlandse taal en binnen hun huishoudens wordt ook het minst Nederlands gesproken. Minder dan de helft (43%) spreekt vaak of altijd Nederlands met hun kinderen.

In het basisonderwijs lopen niet-westerse leerlingen zowel bij begrijpend lezen als rekenen hun achterstand op autochtone Nederlandse leerlingen in, maar er is nog wel verschil. Die achterstandspositie kan grotendeels worden toegeschreven aan verschillen in het opleidingsniveau van de ouders.

Het beeld van achterstand én vooruitgang zien we ook in het voortgezet onderwijs. Niet-westerse leerlingen zitten nog altijd veel vaker in de lagere vmbo-leerwegen en het praktijkonderwijs. Wel is het aandeel leerlingen uit migrantengroepen in hogere niveaus van het voortgezet onderwijs in de afgelopen jaren toegenomen. Gunstig is de daling van het voortijdig schoolverlaten in het voortgezet onderwijs bij zowel niet-westerse als autochtone leerlingen. Ook in het mbo is sprake van een daling van het voortijdig schoolverlaten, maar hier zijn de verschillen tussen jongeren met een niet-westerse achtergrond en autochtone Nederlanders nog steeds fors.

In zijn geheel stijgt het opleidingsniveau van migranten. Toch heeft ongeveer een derde van de Turks- en Marokkaans-Nederlandse bevolking tussen 15-65 jaar alleen basisonderwijs gevolgd (tegen 6% van de autochtoon Nederlandse bevolking). De tweede generatie is beduidend hoger opgeleid dan de eerste. Rekening houdend met verschillen in onder meer het sociale herkomstmilieu, is er tussen migranten van de tweede generatie en autochtone Nederlanders weinig verschil in opleidingsniveau.

Hoge werkloosheid, achterstand blijft groot

De werkloosheid is onder niet-westerse migranten bijna drie keer zo hoog als onder autochtone Nederlanders (15,2% tegenover 5,6%). Toegenomen inkomensverschillen zijn hiervan het gevolg. De zwakke arbeidsmarktpositie van migranten komt ook tot uiting in het hoge aandeel flexibele banen (37% versus 24% bij autochtone Nederlanders). Leden van migrantengroepen hebben hun arbeidsmarktpositie ten opzichte van autochtone Nederlanders sinds het begin van deze eeuw niet systematisch verbeterd.

Ongeveer de helft van het verschil in werkloosheid tussen migranten en autochtone Nederlanders heeft te maken met verschillen in kenmerken zoals opleiding, leeftijd en werkervaring. Bij economische tegenwind is de ongelijkheid in kansen tussen autochtone Nederlanders en migranten groter. Werkgevers hebben bij een groot aanbod van werknemers meer te kiezen, waardoor zelfs kleine sociale of culturele verschillen de doorslag kunnen geven om iemand wel of niet aan te nemen. Herkomst telt dan zwaarder mee: werknemers die niet passen binnen het ‘ideale’ profiel komen dan maar moeilijk aan de slag.

Categorie:
Provincie: