maandag, 13. november 2006 - 23:41

Beschermde status lijkt onvoldoende voor Waddenzee

Groningen

Het Waddengebied ondervindt, ondanks de status van beschermd natuurgebied, schadelijke gevolgen van de schelpdiervisserij. Daardoor zijn bepaalde trekvogelsoorten in aantal afgenomen.

Dat concluderen onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en de Rijksuniversiteit Groningen na een vergelijking van beviste en niet-beviste wadplaten. Hun onderzoeksresultaten verschijnen dinsdag in het online wetenschapsblad PLoS Biology.

De onderzoekers baseren hun bevindingen op de kwaliteit van de wadplaten, als foerageergebied voor kanoeten. Deze trekvogels zijn voor hun voedsel vooral afhankelijk van kokkels, de in het wad levende schelpdieren. Uit het onderzoek blijkt verder dat het wadoppervlak steeds minder geschikt is als foerageergebied voor kanoeten. De on geschiktheid daarvan is tussen 1988 en 2002 toegenomen van 66 procent naar 87 procent. Die kwaliteitsverslechtering schrijven de onderzoekers toe aan bevissing. Alleen in onbeviste gebieden behield het wadoppervlak wel als foerageergebied dezelfde omvang. De schelpdiervisserij exploiteerde tijdens de onderzoeksperiode ongeveer driekwart van de wadplaten.

Bij schelpdiervisserij gedurende een langere periode verandert de samenstelling van de bodem. De bovenste vijf centimeter van de wadbodem wordt omgewoeld. Alle organismen die groter zijn dan 19 millimeter worden daarbij verwijderd. Dat leidt tot een steeds grover sediment.

Schelpdieren uit de Waddenzee vestigen zich niet of nauwelijks meer in bodems met grof sediment. Ook kunnen zij zich in grof zand minder goed voeden, waardoor hun kwaliteit afneemt. Kanoeten kunnen zich via een vergrote spiermaag aanpassen aan een verminderde voedseldichtheid en voedselkwaliteit. Dat lukt echter niet als beide verschijnselen tegelijkertijd optreden.

Uit de vergelijking tussen de beviste gebieden en de ongestoorde gebieden bleek, dat de dichtheid van kleine kokkels gedurende de onderzoeksperiode in beviste gebieden stabiel bleef, maar dat de kwaliteit van kleine kokkels per jaar met 11,3 procent afnam. In ongestoorde gebieden nam het aantal kleine kokkels met 2,6 procent toe terwijl de kwaliteit van de kokkels stabiel bleef. De spiermaag van de kanoet groeide in die periode echter niet voldoende waardoor vooral vogels met een kleine maag het loodje leggen.

De biodiversiteit in de Waddenzee wordt onder meer beschermd door de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Volgens de onderzoekers heeft de verminderde kwaliteit van de kokkels en de afname van het aantal kokkels tot een daling van het aantal kanoeten in de Waddenzee geleid. Deze lokale afname kan op zijn beurt de achteruitgang van de gehele Europese populatie verklaren.
Provincie:
Tag(s):