vrijdag, 5. mei 2006 - 19:51

De derde Bevrijding

5 mei toespraak van Ruud Lubbers




‘De tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt’.
Zo zongen wij gisterenavond bij de Dodenherdenking.
Op weg naar de Bevrijding.
61 jaar geleden was het zover, het hele land vrij. En op 15 augustus volgde Nederlands-Indië.
Nederland was uitzinnig van vreugde. De jongeren van toen zijn de ouderen van nu. Toen waren het de geallieerden, onder leiding van de Verenigde Staten van Amerika, die ons bevrijdden.

Jaren eerder was president Roosevelt begonnen in de Verenigde Staten weerstand te mobiliseren tegen het nationaal-socialisme.
Het nationaal-socialisme hanteerde gelijkschakeling en ontmenselijking als instrument om een nieuwe orde te scheppen, een nieuwe orde die steeds duidelijker uit niets meer bestond dan ontmenselijking en onderdrukking.
Daartegenover stelde president Roosevelt een morele orde. Bondig formuleerde hij de vier ‘freedoms’,
– freedom of speech and expression,
– freedom to worship God,
– freedom from want,
– freedom from fear.
De morele beginselen zegevierden over de ontmenselijking en onderdrukking. De bevrijding was daar.
Sindsdien vieren wij Bevrijdingsdag.
De ‘four freedoms’ van Roosevelt hebben ten grondslag gelegen aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarover de United Nations, de Verenigde Volkeren, ‘we the people’, het enkele jaren later eens werden.
De organisatie die we nu kennen als de Verenigde Naties, baseerde zich op de soevereiniteit van alle volkeren. Het impliceerde de proclamatie van het einde van het kolonialisme.

In dezelfde naoorlogse jaren kwam het bij ons tot een vernieuwd Nederland, een land waar mensen door de oorlog heen leerden samen te leven, samen te werken, de rang-, stands- en geloofsverschillen voorbij. Dat leren om samen te leven en samen te werken ging ook over landsgrenzen heen, het koloniale denken voorbij.
Dit alles duiden wij in onze recente geschiedenis aan met de Bevrijding.
Later bleek het de eerste Bevrijding. Die bleek overigens, als wij nu historisch terugkijken, uit twee delen te bestaan. Allereerst de bevrijding in mei en augustus 1945. Gevolgd door de bevrijding van het kolonialisme. Deze bevrijding werd principieel bezegeld met het Handvest van de Verenigde Naties en stap voor stap, kolonie per kolonie – steeds weer een nieuw souverein lid van de Verenigde Naties – gerealiseerd. Zo werden fascisme én kolonialisme overwonnen.
Dit blijven wij vieren, al is het meer dan twee generaties geleden.
Tegelijk groeide het besef dat vrijheid meer is dan de afwezigheid van oorlog. Vrede moet je inhoud geven. En vrijheid maak je met elkaar.

Hier bij ons, in Europa, met Nederland in een dragende rol, kwam het tot de Europese gemeenschappen. Allereerst om te voorkomen dat het na twee wereldoorlogen, die beide begonnen in Europa, het daar weer fout zou gaan.
Dat devies, nooit meer een wereldoorlog, beginnend in Europa, lijkt nu een lang vervlogen herinnering.
Altijd weer is er het gevaar van vanzelfsprekendheid. Vrijheid wordt dan als water uit de kraan. Je gaat pas merken hoe kostbaar het is als die gulle stroom ineens ophoudt.
Na die eerste Bevrijding kwam het snel tot de Koude Oorlog, de confrontatie tussen Oost en West, tussen communisme en wat zich het vrije westen noemde. De twee machtsblokken vermeden een militaire confrontatie door elkaar af te schrikken met nucleaire wapens. Zo voorkwam de angst voor totale vernietiging een nieuwe wereldoorlog.
Voormalige koloniën werden de een na de ander soevereine naties. Zij weigerden een keus tussen Oost en West, tussen socialisme en kapitalisme, te maken. Velen verklaarden zich tot niet-gebonden landen, tot derde wereldlanden.
Maar toch probeerden de supermachten deze ongebonden landen binnen hun invloedssfeer te krijgen en te houden.
Het was de tijd van machtsevenwicht en demonstratie van macht
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties was er om nieuwe oorlogen tussen landen te voorkomen.

Intussen leidde de cultuur van het machtsvertoon ertoe dat er meer landen met nucleaire wapens kwamen.
Op den duur werden die kille dimensies van de Koude Oorlog gelukkig te boven gekomen door positieve ontwikkelingen. De wapenwedloop verloor aan vaart en het repressieve communisme werd ook van binnenuit ondermijnd, glasnost en perestrojka deden hun intrede. De vrijheid kruipt waar zij niet gaan kan.
Het verzet tegen het communisme groeide en de vrijheid lonkte. Zo kwam het in 1989 tot de tweede Bevrijding: het einde van de Koude Oorlog.
En opnieuw was er die enorme opluchting, dat fantastische gevoel van bevrijding. En wij, de jongeren van 1945, dachten in 1989, anderhalve generatie later, dat nu de vrede, de vrijheid voor een ieder binnen handbereik lag.
Zeker, wij wisten dat er nog grote problemen waren, alleen al de welvaartsverschillen. Maar die uitdagingen konden na de teloorgang van het communisme zonder frustrerende ideologische tegenstellingen tegemoet getreden worden.
Francis Fukuyama, een Amerikaans denker en schrijver, ging zelfs zo ver te spreken van ‘the end of history’. Wij waren immers – zo leek het – de historische tegenstellingen te boven gekomen.
Die ongeremde vreugde was echter van korte duur.
Binnen de kortste keren raakten wij verward in wat globalisering zou gaan heten. Wat betekende eigenlijk die vrijheid, gebaseerd op markteconomie ‘all over the world’? Welke ruimte bleef er voor de beleving van waarden en de eigen identiteit? De Amerikaan Sam Huntington schreef als tegenpool van ‘the end of history’ over ‘the clash of civilizations’.

En nu schrijven wij 2006. We zijn al weer een halve generatie na het einde van de Koude
Oorlog, na wat wij ervoeren als de tweede Bevrijding. En opnieuw zeggen wij: vrijheid maak je met elkaar. Wij onderkennen weliswaar de noodzaak van verscheidenheid, wereldwijd en in ons eigen land. Maar de dominantie van onze westerse cultuur en de economisering van het leven, nu wereldwijd, tezamen met ‘amerikanisering’ maken dat de globalisering vooral als gelijkschakelend wordt ervaren. Zo is er wereldwijd te weinig ruimte voor verscheidenheid. Fanatisme en fundamentalisme lijken van tolerantie en respect te winnen.
Ook in eigen land vragen wij ons af: vieren wij werkelijk bevrijding, vrijheid, zoals wij dat eerder deden in 1945 en later in 1989, of overheerst een gevoel van angst, vrees, onzekerheid? Wij worden bestookt met berichten over terrorisme. Er is onvermogen elkaar te respecteren, met verschillende culturen samen te leven.
Er is zorg over klimaatverandering, over de beangstigende gevolgen van de aantasting van ons natuurlijk milieu. Niet langer, zoals in de Middeleeuwen, ¬worden wij geplaagd door de pest, maar nu lijken wij gestraft door onze meedogenloze uitbuiting van de natuur, ver boven haar draagcapaciteit.
Juist nu de moderne wereld door toepassing van nieuwe informatie- en communicatietechnieken steeds meer één lijkt te worden, verliezen wij meer en meer ons vermogen in harmonie te leven, met mensen van andere culturen, tradities en overtuigingen. En met de natuur.
Daarom is het Handvest van de Aarde van de Verenigde Naties zo belangrijk.

Terroristische aanslagen en de reactie daarop hebben de toon gezet.
Wij voelen ons bedreigd door diegenen die wij met zij aanduiden.
En diegenen die wij met zij aanduiden zeggen dat wij hen niet de ruimte geven zichzelf te zijn.
Respect lijkt een begraven, historische waarde. En er is meer vrees dan hoop.
Ontzag voor de natuur en het besef deel uit te maken van een grote leefgemeenschap, ze lijken ons vreemd.
En daar waar deze beleefd en gepredikt worden, is de reactie er vaak een van meewarig glimlachen: die zonderlingen!
Zo rukken de wanhoop en de angst steeds verder op.
Zijn wij niet toe aan een derde Bevrijding? Een bevrijding door onszelf, van onszelf, van onze eigen angst?
Roosevelt sprak van ‘freedom from fear’ en daarmee doelde hij op dictatuur en oorlog. Maar nu zijn wij bang voor terrorisme en voor andere culturen.
Hoe leren wij te leven in het besef tot een grotere leefgemeenschap, elkaar overlappende culturen en een rijkgeschakeerde schepping te behoren?
En hoe leren wij weer waarden en onze gemeenschappelijkheid te vieren?
Als mensen vieren – en dat is een ervaring door generaties en culturen heen – dan is ieder welkom, ongeacht zijn macht of productief vermogen. Want als wij in vreugde vieren, telt iedere mens.
Als wij zo vieren, verstaan wij de gemeenschappelijkheid in waarden, in geschiedenis.

Wij weten dat verhalen, dilemma’s, morele dilemma’s, duizenden malen worden verteld, onze hele beschavingsgeschiedenis door. Steeds weer moeten mensen kiezen en steeds weer worden mensen in die keuzes verscheurd.
Liefde en orde strijden vaak om de voorrang, generatie op generatie, steeds meer bewust.
Naast het maken van bewuste keuzes is er steeds weer de opdracht en de behoefte het leven zelf te vieren.
Dat mocht ik heel intens ervaren als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, wanneer ik zoveel vrouwen, met kinderen de hel ontvlucht, het leven zag vieren. Sterke vrouwen die in vluchtelingenkampen, vooral met het oog op hun kinderen, vorm gaven aan gemeenschappen van overlevenden. Vrouwen die er naar uit zagen dat ze dit later, eenmaal teruggekeerd op hun plaatsen van oorsprong, al even sterk en geëmancipeerd voort zouden zetten.
Daar zag ik onpeilbare dieptes van ellende, maar ook kracht om te leven.
Ook al toont zich geweld of verdeeldheid, ver weg of dichtbij.
Dichtbij vieren wij Bevrijding, hier en nu.
Terecht, immers die geeft ons de vrijheid samen te leven. Maar andermaal in een Nederland dat vernieuwing behoeft.

Hoe komen wij onze angst, onze verlamming, te boven?
Is het niet tijd voor een derde Bevrijding?
Een bevrijding die wij zelf moeten bewerkstelligen.
Een bevrijding van onze angsten.
En begint die bevrijding van onszelf, door onszelf, niet dichtbij?
Dichtbij, dat is met en bij onze medemens; dat betekent respect voor hem en haar. Die medemens ontmoeten wij in alle dimensies van het leven. In werken, in wonen, in sport, in onderwijs, in volksgezondheid, in cultuur en ga zo maar door.
Daar leren wij hoe met verscheidenheid, waarden en gewoontes om te gaan.
En dat doende met elkaar, leren wij dat echte waarden veelal gedeeld worden. Dat besef en die oriëntatie maken cultuurverschillen over en weer leefbaar.
Zo kunnen wij angsten, verkramping, verlamming te boven komen.
De vreugde van en over het leven zelf kan dan weer ons kompas worden.

Zijn niet de pilaren van deze derde Bevrijding het vermogen verscheidenheid als positief te ervaren en de kunst ons deel van de natuur, van die grote leefgemeenschap te weten?
Is dit naïef idealisme of is dit simpel een keuze voor ‘harmonie’? Een keuze om daarnaar te leven en zo de negatieve krachten te overwinnen en achter ons te laten?

Vrijheid is geloof in vrijheid.
Vrijheid is ook anderen vrijheid gunnen en ons daarvoor inzetten.
Dat is verscheidenheid als positief ervaren.

In ons land wordt veel gesproken over integratie.
Echter, de uitdaging is participatie. In werk, in onderwijs, in sport, in cultuur, in gezondheidszorg.
Die participatie komt er alleen als er ruimhartigheid in verscheidenheid is.

Vrijheid maak je met elkaar. Dat geldt ook internationaal.
Twee generaties na de Bevrijding van 1945 vragen de ‘four freedoms’,
– of speech and expression,
– to worship God,
– from want.
– from fear,
opnieuw om volledige inzet. Van regeringen, van het bedrijfsleven en van de samenlevingsverbanden zelf, in een veelheid van inspanningen.
De Verenigde Naties concretiseren die inspanningen via de Millennium Development Goals. Het Handvest van de Aarde verbindt en bemoedigt ‘we the people’.
Hier ligt de verbinding tussen onze nationale Bevrijdingsdag en de vrijheid van andere volken. Hier ligt ook de verbinding met de generaties na ons, van wie wij de Schepping, de Aarde, in bruikleen hebben.
Hier en over de grenzen heen.
Na de Bevrijding van 1945 en de Val van de Muur in 1989 is het nu aan onszelf ons van angst, vrees en aantasting van de natuur te bevrijden.

Het is aan ons om in harmonie met de mens dichtbij en met de volkeren in alle landen te leven, in ontzag voor de Schepping en al wat leeft.
Provincie:
Tag(s):