woensdag, 21. juni 2006 - 14:01

Diagnose hartfalen preciezer te stellen

Groningen

Het hormoon BNP (Brain Natriuremic Peptide) is van toenemend belang bij de behandeling van patiënten met hartfalen. Maar ook factoren als leeftijd, bloedarmoede en slecht functionerende nieren blijken invloed te hebben op de hoogte van de BNP-waarde. Doordat nu voor het eerst meer bekend is over de invloed van deze factoren, kan de diagnose van patiënten met hartfalen preciezer gesteld worden. Bovendien is waarschijnlijk een betere prognose te geven en kan de juiste dosis van de medicatie exacter bepaald worden.

Dit blijkt uit onderzoek van Jochem Hogenhuis van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hij promoveert op 5 juli 2006 op zijn onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ieder mens heeft het hormoon BNP (B-type Natriuretic Peptide) in het bloed. Het zorgt er voor dat de juiste bloeddruk wordt gehandhaafd. Bij mensen met hartfalen is de pompkracht van het hart verminderd. Gevolg hiervan is een hogere druk in het hart. Hierdoor worden grotere hoeveelheden van het hormoon BNP en van het ‘restproduct’ NT-pro BNP in de bloedbaan uitgescheiden.

Een verhoogde BNP-waarde kan daarom een indicatie zijn van hartfalen. Bij afdelingen Cardiologie en bij spoedopvang in het ziekenhuis kan door de (NT-pro) BNP-waarde te onderzoeken, bepaald worden of er sprake is van hartfalen. Als bijvoorbeeld bij patiënten met kortademigheid de waarde beneden een bepaalde grens blijft, geeft dit aan dat er geen sprake is van hartfalen.

Er zijn echter ook andere factoren die de (NT-pro)BNP-waarde mede bepalen. In zijn door de Nederlandse Hartstichting gefinancierde onderzoek toont Hogenhuis voor het eerst bij een grote groep van 540 patiënten met hartfalen aan dat ook leeftijd, bloedarmoede en slecht functionerende nieren de hoogte van de (NT-pro)BNP-waarde beïnvloeden. Dankzij dit onderzoek kunnen (NT-pro) BNP-waarden met meer precisie geïnterpreteerd worden. Hierdoor is het mogelijk ook de nauwkeurigheid van de diagnose hartfalen te vergroten en de prognose en de juiste dosis van de medicatie ook beter te bepalen.

Hogenhuis toonde verder aan dat (NT-pro) BNP-waarden gebruikt kunnen worden bij het vaststellen van de ontslagdiagnose van patiënten, die vanwege mogelijk hartfalen in het ziekenhuis worden opgenomen. Als de patiënt weer wordt ontslagen uit het ziekenhuis, kan daardoor beter het juiste vervolgtraject bepaald worden.

Hogenhuis concludeerde in zijn onderzoek ook dat de hoogte van BNP in het bloed geen verband heeft met de dagelijkse activiteiten die patiënten met hartfalen nog kunnen ontplooien. Voor dit deelonderzoek onderzoek deden 229 patiënten een loop/wandeltest van zes minuten. Hogenhuis laat zien dat het resultaat van deze test verband houdt met de kwaliteit van leven zoals patiënten die ervaren. Hoe beter zij de looptest konden doen, des te hoger is de kwaliteit van leven. De BNP-waarde bleek geen weerspiegeling te zijn van de resultaten op deze looptest. Hieruit is af te leiden dat de BNP-waarde een belangrijke maat is voor de hartfunctie van patiënten met hartfalen, maar dat deze niet kan worden gebruikt om te achterhalen hoe een patiënt zich voelt en wat hij nog kan in zijn dagelijks leven.
Categorie:
Tag(s):