De Commissie onder voorzitterschap van dr. J.T. van den Berg werd december 2006 door de minister van Defensie en de minister van Justitie ingesteld om onderzoek te doen naar vermeende onzorgvuldige behandeling van gedetineerden door Nederlandse militairen tijdens de SFIR-missie in Irak. De commissie kreeg ook opdracht het handelen van de leiding van Defensie te onderzoeken.
Beide commissie komt tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat Nederlandse militairen zich schuldig hebben gemaakt aan martelingen tijdens ondervragingen van gedetineerden tijdens de SFIR-missie in Al Muthanna, Irak. De commissie Van den Berg stelt tevens dat er geen aanwijzingen zijn dat er bewust informatie is achtergehouden.
De commissie Van den Berg concludeert dat bij de verhoren van een gedetineerde mogelijk sprake is van geweest van vernedering, doch geen marteling. Het Openbaar Ministerie beraadt zich op de strafrechtelijke vervolgbaarheid van deze en eventueel andere zaken die in de rapporten aan de orde komen.
maandag, 18. juni 2007 - 10:43
Geen bewijs van martelingen door militairen in Irak
Den Haag
Maandagmorgen hebben de Commissie Van den Berg en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten hun onderzoeksrapport over vermeende martelingen door Nederlandse militairen in Irak overhandigd aan minister Van Middelkoop. In november 2006 verschenen berichten in de media waarin werd gesteld dat Nederlandse militairen in 2003 tijdens de SFIR1-missie in Irak zich schuldig zouden hebben gemaakt aan martelingen. De leiding zou niet hebben ingegrepen en de misdragingen hebben willen verbergen.
Provincie:
Tag(s):