donderdag, 3. april 2008 - 9:07

'Schoolbesturen beschikken over forse reserves'

Utrecht

Negentig procent van alle basisscholen is zeer welvarend. Het armoedegevoel dat vaak op basisscholen bij ouders, leraren en soms zelfs directies leeft, is misplaatst. Vrijwel alle schoolbesturen beschikken over forse reserves. Dat blijkt donderdag uit een analyse van de financiële gegevens van ruim 1200 schoolbesturen die aanstaande zaterdag in het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond (AOb) verschijnt.

Ondanks hun toch al stevige vermogens hield het primair onderwijs in 2006 opnieuw 144 miljoen euro over op de begroting, gemiddeld is dat voor de ruim 7000 scholen rond de 20.000 euro. ‘Enige reserve is nodig, maar nu wordt er echt te veel op de bank gezet. Schoolbesturen moeten niet meer gaan sparen en snel de bovenmatige reserves in het onderwijs stoppen’, vindt Liesbeth Verheggen van de AOB.

’Geen geld’
‘Wij horen van onze leden te vaak dat er geen geld is voor extra schoonmaak van de toiletten, een digitale schoolbord of een goede cursus voor leraren om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Dat geld is er op de meeste scholen wel. Daarnaast lijkt het er op dat besturen die een zeer zwakke school beheren, voldoende financiële mogelijkheden om de kwaliteit aan te pakken.’

Het gespaarde geld kan natuurlijk maar één keer worden uitgegeven, benadrukt Verheggen en kan dus niet gebruikt worden om de salarissen te verhogen. ‘Nederland geeft ten opzichte van andere landen relatief gezien weinig uit aan onderwijs, dus voor kwaliteitsverbetering en salarissen is meer overheidssubsidie nodig. Maar het geld wat er is, moet op een kleine reserve na, zo veel mogelijk in het onderwijs gestoken worden.’

Discussie door financiële gegevens op internet
Door de financiële kerngegevens van alle schoolbesturen op internet te zetten hoopt de Algemene Onderwijsbond dat op scholen discussie ontstaat over de hoogte van de reserves en dat personeel aandringt op een nuttige besteding.

Verheggen: “Wij kunnen niet bij alle schoolbesturen of scholen zien waar wat hun grootste noden zijn, maar wel inzicht geven hoeveel er in kas is. Vervolgens moeten scholen zelf gaan kijken waar ze extra geld voor uittrekken. Bij de één kan dat een opknapbeurt van het speellokaal zijn, bij de ander een investering in een goed leerlingvolgsysteem plus de bijbehorende cursus voor leraren.�

De vermogenspositie van scholen in het primair onderwijs ligt gemiddeld op 61 procent, al ruim boven de 45 procent die als zeer gezond wordt beschouwd. Bij de tien rijkste scholen ligt de vermogenspositie op 88 tot 93 procent. Er is weinig verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs, alle zuilen hebben een gemiddelde vermogenspositie van boven de 45 procent.

’Eénpitters’ potten het meest op
De variatie is groter als er gekeken wordt naar de omvang van de schoolbesturen. Zogenaamde ‘éénpitters’ met maar één school onder hun hoede sparen het meest, grote schoolbesturen met meer dan 20 scholen het minst. Ook de vestigingsplaats is van belang. Plattelandsscholen sparen veel meer dan scholen in de stad. Er wordt veel gespaard op de bank en relatief weinig geld belegd.
Provincie:
Tag(s):