Venraynaar vrijgesproken van moord op echtgenote

Het hof oordeelt dat er slechts twee soorten bewijsmiddelen zijn die min of meer rechtstreeks wijzen op de – ontkennende – echtgenoot als dader. Dit zijn bloedsporen, aangetroffen in een toilet van een woning en een schoenspoor in de echtelijke woning waarvan deskundigen hebben gezegd dat het mogelijk is dat dit is veroorzaakt met de linkerschoen van verdachte.

Voor het aantreffen van het bloed heeft verdachte een verklaring afgelegd welke verklaring niet door bewijsmiddelen kan worden weerlegd. Hieraan doet volgens het hof niet af dat verdachte pas anderhalf jaar na de dood van zijn vrouw en na het bekend worden van de resultaten uit het opsporingsonderzoek met deze verklaring is gekomen.

Interventie van een andere dader of daders sluit het hof bovendien niet uit, nu de buitendeur van de echtelijke woning openstond en er bovendien DNA van een derde –mannelijk- persoon is aangetroffen rond de nagels van het slachtoffer.

Het hof acht de kwalificatie `mogelijk`, door de deskundigen gegeven voor de match tussen het aangetroffen schoenspoor in de woning onder het lichaam van het slachtoffer en de schoenen van verdachte, zonder nader bewijs onvoldoende specifiek om mede daarop een veroordeling van verdachte te kunnen baseren en sprak de man vrij.