Dat blijkt uit een tussenrapportage van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, dat vandaag, dinsdag 28 april, is gepubliceerd.
Volgens de gegevens opgenomen op de ‘cockpit voice recorder’ was, toen het vliegtuig zich al in het Nederlandse luchtruim bevond, diverse keren een geluidswaarschuwing te horen met betrekking tot de landingsconfiguratie.
Deze waarschuwing dient om de cockpitbemanning er op te attenderen dat de landingsconfiguratie moet worden aangepast aan de fase van de vlucht, in dit geval de landing.
De eerste keer dat de waarschuwing te horen was, vond plaats toen het toestel nog op grotere hoogte boven Flevoland vloog. Later tijdens de nadering was de geluidswaarschuwing nog enkele malen te horen. De waarschuwingen werden afgegeven doordat de computersystemen die onder andere hun gegevens verkrijgen van de (linker) radiohoogtemeter, ten onrechte doorgaven dat het toestel zich vlak boven de grond bevond.
Toen het toestel nog boven Flevoland vloog moest er nog geen landingsconfiguratie worden geselecteerd en toen de waarschuwingen tijdens de nadering klonken, was de landingsconfiguratie in lijn met de fase van de vlucht op dat moment.
Mogelijk hebben de piloten de radiohoogtemeter genegeerd omdat ze wisten dat deze niet correct werkten. Bij de ramp kwamen negen inzittenden om, onder wie de drie Turkse piloten. Tachtig mensen raakten gewond.
De oorzaak van de waarschuwingen en de reactie van de cockpitbemanning op deze waarschuwingen is onderwerp van nader onderzoek, aldus de Raad.
