maandag, 30. maart 2009 - 20:34

Wilders en onze parlementaire democratie

Door het bindend regeerakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en CU en het kabinet-Balkenende verwerven de Tweede Kamerfracties van bovengenoemde partijen een politieke macht die hun de kans geeft om op de stoel van de regering te gaan zitten.

Dit werd in de afgelopen weken overduidelijk toen het kabinet in de achterkamertjes van het Torentje en het Catshuis drukdoende was een crisisakkoord in elkaar te knutselen, hierbij geholpen door de fractieleiders van de regeringspartijen die driftig meeknutselden.

Alleen zo kon de regering zich ervan vergewissen dat zij het crisisakkoord door de Tweede Kamer zou kunnen loodsen. Immers, door het meebouwen van de drie fractievoorzitters kon de regering rekenen op de volledige parlementaire steun van deze partijen en was bij voorbaat een meerderheid in de Tweede Kamer voor dit akkoord geregeld.

Maar wie regeert er nu eigenlijk en hoe democratisch is deze gang van zaken?

Dat de parlementaire oppositie zich door de wijze waarop dit crisisakkoord tot stand kwam, flink gepasseerd voelde, moge duidelijk zijn. Wat voor zin heeft het te gaan debatteren over een akkoord dat al volledig is dichtgetimmerd?

CDA-fractievoorzitter van Geel bevestigde dit gevoel door aan te geven dat de ruimte voor wijzigingen in het pakket buitengewoon beperkt was. De oppositie reageerde onthutst en geërgerd.

PVV-voorzitter Geert Wilders vond dat hij er in dat geval voor Piet Snot bij zat en verliet met zijn fractie de plenaire zaal.

Het vertrek van een fractie uit een vergadering van de Tweede Kamer is in de na-oorlogse parlementaire geschiedenis zeldzaam, maar toch is een soortgelijke gebeurtenis al eerder voorgekomen.

Dat was in 1955. Toen verliet de VVD-fractie o.l.v. Prof.mr. Oud, om dezelfde redenen als Wilders nu, hevig verontwaardigd de Tweede Kamer. Had Wilders dus gelijk?

Dat de meerderheid van de Tweede Kamer op de stoel van de regering kon gaan zitten en dat de oppositie zo geen eerlijke kans had op wijzigingen in het regeerakkoord is in strijd met de trias politica, ofwel de leer van de scheiding der machten (te weten: de wetgevende,de uitvoerende en de rechterlijke macht).

Bovendien zijn de bindende akkoorden strijdig met de Grondwet. Daarin staat dat leden van de Kamers naar eigen inzicht moeten kunnen stemmen, dus zonder bindend stemadvies opgelegd door eigen partij.

Door dit af te dwingen, berooft de coalitie de oppositie van haar rechtmatige aandeel in het openbaar algemeen overleg, waardoor de openbare beraadslaging tot het opvoeren van een komedie wordt gedegradeerd.

Wilders had gelijk toen hij besloot op basis hiervan op te stappen. Sterker nog. Met zijn vertrek werpt de heer Wilders een schel licht op het disfunctioneren van onze parlementaire democratie.

Maar had dit niet voorkomen kunnen worden? Zeker. Dit had voorkomen kunnen worden als de fractieleiders van CDA, PvdA en CU namens hun respectieve fracties het kabinet hadden gemachtigd om in zelfstandigheid met een evenwichtig pakket van crisismaatregelen te komen.

Dan had kabinet-Balkenende IV kunnen doen waarvoor het geroepen is, nl. regeren en het parlement had zich tot zijn belangrijkste taak kunnen beperken nl. het controleren van deze regering. Precies zoals de trias politica het voorschrijft.
Provincie:
Tag(s):