In 2007 deed de heer Wilders aangifte van bedreiging, nadat hij een raptekst met pistoolgeluiden had gehoord in een op Youtube geplaatste videoclip. De combinatie van de videoclip, raptekst en pistoolgeluiden was voor de politicus aanleiding om aangifte te doen. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte zijn raptekst in een clip met pistoolgeluiden op Youtube heeft geplaatst.
Het hof heeft geoordeeld dat voor een beoordeling van de vraag of er sprake is van een serieus te nemen bedreiging de zaak onder meer moet worden bekeken tegen de achtergrond van de rapcultuur. Het hof heeft vastgesteld dat de rapper de tekst heeft “gerapt”, op een cd heeft gezet en deze cd heeft verkocht. Hij heeft op de cd geen pistoolgeluiden gebruikt.
Het hof heeft op de zitting een videoclip bekeken en beluisterd. Op deze clip is alleen de raptekst te horen. Dit is dus niet de clip met pistoolgeluiden geweest welke voor Wilders aanleiding was om aangifte te doen. De rapper heeft geen betrokkenheid gehad bij het vervaardigen en op Youtube plaatsen van de videoclip. Voor Wilders was de videoclip met de rap, in combinatie met het geluid van pistoolschoten, aanleiding om aangifte te doen. Het hof is in deze zaak tot een vrijspraak gekomen.
