Vrijspraak van schuld aan duikongeluk Vinkeveense Plassen

Een duikschool, twee leidinggevenden van de duikschool, een duikinstructeur en een divemaster moesten terecht staan.

De rechtbank benadrukte dat zij niet de vraag moet beantwoorden of de verdachten hebben gehandeld in overeenstemming met de daarop in de duiksport van toepassing zijnde regelgeving, de PADI- en EN-normen. De rechtbank moest uitsluitend beoordelen of het ongeval heeft plaatsgevonden doordat de verdachten roekeloos of aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig hebben gehandeld. Bij de beoordeling van de schuld van de verdachten komt alleen betekenis toe aan overtreding van de voorschriften als ongeval daardoor veroorzaakt zou zijn.

De rechtbank oordeelde echter dat daarvoor onvoldoende bewijs is. De rechtbank oordeelde dat niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest van het duikongeval. Daarom kan ook niet worden vastgesteld of die oorzaak verband houdt met onvoldoende kennis en ervaring bij de duiker, een gebrek aan zijn duikuitrusting of onvoldoende toezicht op zijn luchtvoorraad of op een of andere manier aan de verdachten valt te verwijten. De rechtbank spreekt de verdachten vrij van schuld aan het ongeval.

De rechtbank heeft de dagvaarding in de zaken tegen de twee leidinggevenden nietig verklaard, omdat uit de tenlastelegging niet duidelijk was wat hen werd verweten. Dit betekent dat de rechtbank in die zaken niet kon oordelen over de schuld van de verdachten.