dinsdag, 5. juni 2012 - 21:47

PG vordert herziening veroordelingen doodslag Chinees restaurant

Breda

Advocaat-generaal Aben heeft dinsdag een vordering tot herziening ingediend bij de Hoge Raad. 'Het gaat om de veroordelingen voor de doodslag in 1993 op een vrouw in Chinees restaurant Peacock in Breda', meldt de Hoge Raad dinsdag.

Achtergrond
Op 4 juli 1993 is in het toenmalige Chinese restaurant Peacock in Breda het stoffelijk overschot aangetroffen van de moeder van de eigenaar van het restaurant. Zij bleek door geweld om het leven te zijn gebracht.

Het hof Den Bosch veroordeelde in 1995 drie mannen (A.B., A.T. en A.L.) voor het medeplegen van deze doodslag tot een gevangenisstraf van 10 jaar.

Drie vrouwen (J. v. H., K. N. en J. v.d. L.) zijn door de rechtbank Breda in 1994, dan wel door het hof Den Bosch in 1995 veroordeeld voor medeplichtigheid hieraan. Twee kregen een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan drie maanden voorwaardelijk, de derde een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Alle veroordeelden hebben hun straf uitgezeten.

De veroordelingen zijn vrijwel uitsluitend gebaseerd op de bekennende verklaringen die de drie vrouwelijke veroordeelden tegenover de politie hebben afgelegd. Twee van hen hebben ook tegenover de rechtbank en het hof hun bijdrage aan het misdrijf erkend, een heeft haar bekennende verklaringen voor de zitting ingetrokken. De mannelijke veroordeelden hebben altijd ontkend dat zij bij dit misdrijf betrokken waren.

Eén van de veroordeelden, A.T., heeft zijn onherroepelijke veroordeling onder de aandacht gebracht van het project 'Gerede Twijfel Antenne VU'. Het resultaat van het vervolgens verrichte onderzoek (het rapport 'De dood in het Chinese restaurant. Een moord met vele verhalen') is voorgelegd aan de toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS).

Op verzoek van de toegangscommissie heeft het Openbaar Ministerie met behulp van de huidige technieken enig nader onderzoek laten verrichten aan technische sporen die op de plaats van het misdrijf zijn aangetroffen. De bevindingen leverden geen enkele aanwijzing tegen de veroordeelden op.

De toegangscommissie van de CEAS en het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie hebben deze zaak voorgelegd aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad, die daarop heeft besloten de zaak in onderzoek te nemen.

Op verzoek van de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft een team van rechercheurs en een officier van justitie zich opnieuw gebogen over deze zaak. Bovendien heeft het NFI nieuw technisch onderzoek verricht. Het onderzoek stond onder supervisie van advocaat-generaal Aben. De resultaten van dit onderzoek vormen de aanleiding voor deze vordering tot herziening.

De inhoud van de vordering
De advocaat-generaal betoogt in de vordering dat er op grond van dit onderzoek ernstige aanwijzingen zijn dat de bekentenissen die ten grondslag lagen aan de veroordelingen vals zijn geweest. Ook na consciëntieus forensisch onderzoek met geavanceerde technieken aan bewaard gebleven sporen op de plaats van het delict is geen enkel ondersteunend bewijsmateriaal gevonden voor deze bekentenissen.

Van twee bloedsporen op de plaats van het misdrijf, te weten die in de nabije omgeving van de plaats waar het slachtoffer is gevonden en die nabij een opengebroken gokkast, is nu komen vast te staan dat zij beide afkomstig zijn van dezelfde man, van wie weinig meer bekend is dan dat hij niet één van de veroordeelden is, en niet een familielid van het slachtoffer of een personeelslid van wie het DNA-profiel kon worden bepaald.

Verder hebben twee getuigen een verklaring afgelegd die betekent dat een deel van de voor het bewijs gebruikte verklaringen niet juist kan zijn. Dit alles was destijds bij de behandeling van de zaak niet bekend.

De nadere analyse van zowel nieuw als oud feitenmateriaal brengt dan ook aan het licht dat nu aan de juistheid van de bekennende verklaringen ernstig moet worden getwijfeld. De twee vrouwelijke veroordeelden die bij de rechtbank en het hof nog hadden volhard in hun bekentenissen, hebben nu verklaard dat hun bekentenissen niet juist waren.

Verdere gang van zaken
De Hoge Raad zal nu over de vordering moeten beslissen. De voorlopige datum van uitspraak is 18 december. In die procedure zullen vier van de veroordeelden worden bijgestaan door mr. G.G.J. Knoops, advocaat in Amsterdam en twee door mr. J.M.A. Loevendie, advocaat in Breda.

Indien de Hoge Raad tot herziening beslist, zal hij de zaak verwijzen naar een hof dat nog niet over de zaak heeft geoordeeld. Dat hof zal de zaak tegen de veroordeelden dan opnieuw moeten onderzoeken en beoordelen.
Provincie:
Tag(s):