Tegen zijn handlanger, een 32-jarige man uit Nijmegen, eist de officier van justitie 12 maanden gevangenisstraf wegens betrokkenheid bij het dumpen van het lichaam. Het OM acht niet bewezen dat deze man betrokken is bij het levensdelict zelf. Volgens de officier van justitie ligt er tegen de 39-jarige man voldoende bewijs dat hij betrokken is bij de moord. Dit bewijs bestaat onder andere uit DNA op het moordwapen. Ook is er voorafgaande aan de moord veelvuldig telefonisch contact tussen verdachte en het latere slachtoffer. De locatiegegevens van de telefoon van de verdachte brengen hem bovendien bij de plaats delict en bij de plaats waar het lichaam is achtergelaten.
Nadat de verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht, begint hij direct met het maken van een alibi. Hij vraagt een bekende of zij het slachtoffer heeft gezien en gaat aan de slag met het verbergen van het lichaam. Hierbij wordt hij geholpen door de 32-jarige verdachte.
Een uur nadat het slachtoffer op 11 maart 2012 wordt gedumpt in de Ooijpolder, wordt het dode lichaam gevonden.
Volgens de officier is een langdurige gevangenisstraf passend bij de ernst van het delict. De dader heeft het grootste rechtsgoed, een leven, genomen. Enkel persoonlijk gewin heeft de verdachte aangezet tot zijn handelen. Verdachte heeft, door te blijven ontkennen, zijn verantwoordelijkheid niet genomen en door ‘rookgordijnen' op te werpen extra verwijtbaar gehandeld. Hij heeft ontkend, hij wijst op anderen en heeft het lichaam gedumpt als een stuk vuil.