vrijdag, 29. maart 2013 - 0:44 Update: 03-07-2014 1:01

Rutte II verliest eerste kwartaal 2013 aan vertrouwen

Rutte II verliest eerste kwartaal 2013 aan vertrouwen
Foto: Archief FBF.nl

Den Haag - Het vertrouwen in het kabinet is het eerste kwartaal van 2013 gedaald.

De opleving van het politieke vertrouwen in het 4e kwartaal van 2012 houdt geen stand. Het vertrouwen in de regering daalt dit kwartaal van 57% naar 51%. Dit is een van de belangrijkste uitkomsten van het eerste kwartaalbericht van 2013 over het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) dat vrijdag door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is uitgegeven. SCP onderzoekers prof. dr. Paul Dekker en dr. Hanneke Posthumus besteden hierin aandacht aan opvattingen over politieke en maatschappelijke kwesties en de stemming in Nederland. Speciale aandacht is er dit kwartaal voor de verwachte gevolgen van de geplande bezuinigingen voor de persoonlijke financiële situatie, voor de protestgeneigdheid en voor het vertrouwen in informatie over vaccinaties en klimaatveranderingen. Voor het COB wordt sinds 2008 elke drie maanden een enquête gehouden. Daarnaast zijn er focusgroepen (vanaf 2013 in de even kwartalen) en telefonische vervolginterviews (in de oneven kwartalen) gehouden. De enquête is dit kwartaal gedaan tussen 2 januari en 5 februari. Het onderzoek wordt uitgevoerd voor het kabinet in opdracht van de Voorlichtingsraad. [b]Opleving in politiek vertrouwen houdt geen stand[/b] De politieke stemming verbeterde vorig kwartaal, toen de kabinetsformatie plaatsvond, aanzienlijk. Men had hoop op verbetering. Deze positieve stemming houdt dit kwartaal geen stand. Het vertrouwen in de regering daalt van 57% naar 51% en men noemt de politiek weer vaker als oorzaak dat het al met al de verkeerde kant op gaat met Nederland. Ook zijn minder mensen tevreden met de politiek in Den Haag (48% in plaats van 52% geeft een voldoende) en menen meer mensen dat ze geen enkele invloed hebben op wat de regering doet (61% in plaats van 57%) en dat de regering onvoldoende doet voor ‘mensen zoals ik’ (52% in plaats van 48%). [b]Vooral ouderen wijzen op toenemende kloof tussen arm en rijk[/b] Waar vorig kwartaal 57% aangaf dat het verschil tussen arm en rijk in Nederland te groot is geworden, is dat percentage dit kwartaal opgelopen naar 62%. Ook in open antwoorden worden vaak zorgen geuit over (dreigende) armoede en zien we grote ergernis over erg hoge inkomens en bonussen. Ouderen zijn vaker van mening dat de inkomensongelijkheid te groot is geworden. Waar 71% van de 55-plussers dit vindt, is respectievelijk 64% en 46% van de 35-54-jarigen en 18-34-jarigen deze mening toegedaan. [b]Ouderen zijn vaker pessimistisch over hun financiële toekomst[/b] Dit kwartaal maakt 32% zich zorgen over de ontwikkeling van de eigen financiële situatie het komende jaar. Deze zorgen komen vaker voor onder 55-plussers (42%) dan in de groep 18-34-jarigen (17%). De geplande bezuinigingen vormen een belangrijke oorzaak voor de zorgen over de ontwikkeling van de persoonlijke financiële situatie. Uit de uitleg die ouderen geven over hun zorgen, blijkt dat vooral de bezuinigingen op de zorg (en dan vooral de verhoging van het eigen risico) en de verlaging van de pensioenen hun zorgen baren. Zij vinden deze bezuinigingen vaak oneerlijk, omdat zij van mening zijn dat juist de minder welvarender ouderen het hardst worden getroffen. Zij bepleiten dat degenen met de sterkste schouders de bezuinigingen dragen en dat er meer wordt bezuinigd op de EU. [b]Financieel pessimisme groter dan in buurlanden[/b] Verder maken Nederlanders zich meer zorgen over hun financiële toekomst dan de bewoners van onze buurlanden. Volgens de Eurobarometer van eind vorig jaar was 31% van de Nederlanders bezorgd over de financiële toekomst. In België was dat 22%, in het Verenigd Koninkrijk 16% en in Duitsland 14%. Nederlanders maken zich wel minder zorgen dan Grieken (66%) en Portugezen (59%), maar vergelijkbaar met Italianen (29%) en meer dan Spanjaarden (27%). Een mogelijke reden voor de relatief pessimistische stemming in Nederland is dat meer mensen nu te maken krijgen met de gevolgen van bezuinigingen. Voor veel mensen wordt duidelijk dat ook zij getroffen worden. [b]Zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen[/b] Zo’n drie op de tien Nederlanders (29%) maken zich zorgen over de gevolgen van de geplande bezuinigingen op hun persoonlijke financiële situatie. Deze zorgen spelen niet onder alle Nederlanders even sterk. Vooral werklozen en arbeidsongeschikten zijn bezorgd: meer dan de helft, namelijk 56%, van deze groep maakt zich zorgen. Ook anderen met een minder sterke of kansrijke sociaal-economische positie zoals mensen met een benedenmodaal inkomen, lager opgeleiden en gepensioneerden zijn vaker bezorgd. Van hen maakt respectievelijk 34%, 40% en 35% zich zorgen. [b]Blijvend vertrouwen in informatie uit de wetenschap[/b] De vele berichtgeving over fraude in de wetenschap roept de vraag op in hoeverre mensen de informatie uit de wetenschap nog vertrouwen. Dat is dit kwartaalbericht onderzocht door het vertrouwen in de informatie van verschillende informatiebronnen, waaronder de wetenschap, over vaccinaties en klimaatveranderingen te meten. Hieruit blijkt dat 70% de uit de wetenschap afkomstige informatie over vaccinaties vertrouwt, en 58% de informatie over klimaatveranderingen. Deze percentages zijn niet gedaald ten opzichte van de meting in het tweede kwartaal van 2010. [b]Sinds 1975 gestegen protestgeneigdheid en protestacceptatie[/b] In 1975 zei 44% waarschijnlijk iets te zullen gaan doen tegen een onrechtvaardige wet, in 2010 was dat 62%. De acceptatie van protest van anderen steeg in dezelfde periode van 48% naar 75%. Sinds 2011 fluctueert de protestgeneigdheid. Ze hangt onder andere samen met het vertrouwen dat men in de Tweede Kamer heeft. Zowel personen met heel weinig vertrouwen in de Tweede Kamer als met heel veel vertrouwen zijn bovengemiddeld protestgeneigd. Dit suggereert dat protestgeneigdheid zowel een uitdrukking kan zijn van zelfbewust burgerschap als een uitdrukking van sterk negatieve gevoelens. In beide gevallen is de voorspellende kracht van de geënquêteerde protestgeneigdheid waarschijnlijk gering, maar dit zegt wel iets over de mate waarin mensen mobiliseerbaar zijn voor protest.
Categorie: