dinsdag, 21. januari 2014 - 17:09 Update: 03-07-2014 0:44

Geen Nederlandse toelage 18+ scholieren in buitenland

Foto van leerling tijdens eindexamen | Archief EHF
Foto: Archief EHF
Utrecht

Scholieren die voortgezet onderwijs volgen in het buitenland hebben geen recht op een Nederlandse toelage. Dit blijkt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

'De toelage voor scholieren vanaf 18 jaar mag beperkt worden tot scholieren die voortgezet onderwijs volgen in Nederland', aldus de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

In een uitspraak van 20 januari 2013 oordeelt de Centrale Raad van Beroep – anders dan de rechtbank Maastricht deed - dat toelagen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) beperkt mogen worden tot scholieren die voortgezet onderwijs volgen aan een in Nederland gevestigde onderwijsinstelling. Deze beperking tot Nederlandse scholen is niet in strijd met het EU-recht.

Dat Nederland er voor heeft gekozen studiefinanciering op grond van een andere wet (WSF) te verstrekken voor mbo en hoger onderwijs buiten Nederland maakt dit niet anders. De EU heeft slechts beperkte bevoegdheden op het terrein van onderwijs en EU-landen zijn niet verplicht studietoelagen toe te kennen voor voortgezet onderwijs aan buitenlandse instellingen.


België
Het gaat in deze zaak om een in Maastricht wonende Nederlandse scholier die vanaf 1 september 2010 voortgezet onderwijs volgt in Hasselt (Belgie). Hij vraagt een basis- en aanvullende toelage aan op grond van de Wtos. Die aanvraag wordt afgewezen omdat hij in Belgie onderwijs volgt.

De Wtos stelt namelijk als voorwaarde dat de school in Nederland is gevestigd. De rechtbank oordeelt dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onvoldoende heeft gemotiveerd dat dit niet in strijd is met het recht op vrij verkeer van Unieburgers. De minister gaat tegen die uitspraak in hoger beroep bij Centrale Raad van Beroep. Die geeft de Minister gelijk.


Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.