Het hof acht bewezen dat de ondernemer de voormalig havendirecteur heeft omgekocht door hem zonder reële vergoeding een luxe appartement in Antwerpen in gebruik te geven. Daarnaast heeft hij een bedrag van 1,2 miljoen euro op een Zwitserse bankrekening van de man gestort.
De ondernemer wilde met de omkoping bereiken dat zijn RDM-concern een voorkeursbehandeling zou krijgen van de invloedrijke havendirecteur. Dat is ook gelukt: de havendirecteur heeft er eigenhandig voor gezorgd dat het Rotterdamse Havenbedrijf in die jaren voor meer dan 180 miljoen euro aan garanties heeft verstrekt aan banken, waardoor het RDM-concern bij die banken geldleningen kon afsluiten.
Het hof acht bewezen dat de havendirecteur zich in dat verband ook schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, met name in bepaalde certificaten en in 2 jaarverslagen van het Havenbedrijf. Het hof is het niet eens met het Openbaar Ministerie dat het handelen van deze verdachte ook kan worden aangemerkt als oplichting van de gemeente Rotterdam en de banken. Daarvan is hij vrijgesproken.
Het Openbaar Ministerie had zich op het standpunt gesteld dat alle aan de verdachten verweten feiten bewezenverklaard konden worden en heeft tegen de ondernemer een gevangenisstraf van 5 jaar en tegen de havendirecteur een gevangenisstraf van 2 ½ jaar geëist. Eerder had de rechtbank meer feiten bewezen geacht en de verdachten tot gevangenisstraffen veroordeeld van 30 maanden, respectievelijk 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk.