donderdag, 16. juli 2015 - 15:00

Hiv-geïnfecteerde zorgvrijwilliger niet op grond van discriminatie geweigerd

Hiv-geïnfecteerde zorgvrijwilliger niet op grond van discriminatie geweigerd
Foto: Archief EHF
Alkmaar

De kantonrechter heeft de Stichting Respijtzorg in Alkmaar vrijgesproken van discriminatie. De stichting werd verweten in augustus/september van 2011 een zorgvrijwilliger te hebben geweigerd omdat hij lijdt aan een hiv-infectie.

De officier van justitie had de strafzaak eerst geseponeerd. Nadat de Commissie Gelijke Behandeling de zorgvrijwilliger in 2012 in het gelijk had gesteld, heeft het gerechtshof in Amsterdam op 10 januari 2014 alsnog de vervolging van de stichting bevolen. In maart 2014 heeft de politie het bestuur en medewerkers van de stichting gehoord over de gang van zaken. Op verzoek van de advocaat van de stichting zijn ook bandopnamen aan het dossier toegevoegd. Dit betreffen opnamen van een gesprek tussen twee medewerkers van de stichting en de zorgvrijwilliger, welk gesprek door de zorgvrijwilliger zonder medeweten van zijn gesprekspartners was opgenomen.

Handicap

De kantonrechter oordeelt dat bij de zorgvrijwilliger geen sprake is van een handicap zoals beschreven in de discriminatiebepaling van het Wetboek van Strafrecht. Chronisch zieken, zoals deze zorgvrijwilliger, krijgen alleen bescherming van de strafwet als hun ziekte als een handicap kan worden beschouwd. In dit geval is daarvan geen sprake en heeft dit geen rol gespeeld nu de zorgvrijwilliger in eerste instantie werd toegestaan om een dagdeel bij de stichting mee te lopen en hij ook aan de sollicitatie heeft meegedaan.

Geen sprake van schuldig handelen

Belangrijker is dat de kantonrechter van oordeel is dat de zorgvrijwilliger niet op grond van discriminatie is afgewezen. De Stichting Respijtzorg heeft – geconfronteerd met de mededeling van de zorgvrijwilliger dat hij lijdt aan een hiv-infectie – weinig professioneel en minder handig opgetreden in zijn richting, maar daarmee is nog geen sprake van schuldig handelen. Daarvoor is meer nodig oordeelt de kantonrechter.

Voorts bleek uit de bandopnamen dat, nadat de zorgvrijwilliger had verteld dat hij het gesprek had opgenomen, de medewerkers van de stichting het gesprek hebben beëindigd omdat het vertrouwen was ontvallen. De kantonrechter zegt in zijn vonnis dat op geen enkele wijze uit het dossier is gebleken dat de stichting de zorgvrijwilliger heeft weggezet als “minderwaardig/eng/gevaarlijk”, zoals de officier van justitie tijdens de zitting meedeelde.

Geen schadevergoeding

De vrijspraak heeft tot gevolg dat geen schadevergoeding wordt toegekend aan de zorgvrijwilliger.