dinsdag, 21. december 2004 - 14:41

Drie generaties Nefkens

Ede

Ede en omgeving is niet zo heel rijk bedeeld met schilders die hier vroeger gewoond of gewerkt hebben. Dick Ket en Willem Witsen zijn wel de bekendsten. Daarnaast zijn er Marie Wandscheer, die in Ede bij Willem Witsen leerde etsen, Jan Wittenberg en Jan Eversen.

In de Haagse Schoolperiode was Oosterbeek meer in trek. Natuurlijk bezochten deze en-plein-air-schilders ook wel de edese hei en hebben zij de schapen van voren en van achteren op het doek vastgelegd. Maar van de kerk of andere herkenbare punten in onze plaats is niet veel terug te vinden. En in de Gouden Eeuw draaide het voornamelijk om de westerse grote steden en kwam de Veluwe als onderwerp niet voor.

Des te boeiender is het dat er drie generaties kunstschilders geweest zijn die in deze omgeving geleefd en gewerkt hebben. Daarom wordt in de komende tentoonstelling “De familie Nefkens, drie generaties kunstschilders” (20 januari tot 13 februari 2005) de schijnwerpers gericht op Martinus, Willem en Jaap Nefkens.

Een bezoek aan de weduwe van Jaap Nefkens leverde gelijk al een berg informatie op. Zij woont in Leersum en in haar huis hangen schilderijen en aquarellen van grootvader, vader, en zoon. De uiterst vriendelijke mevrouw Nefkens werkte graag en actief mee bij het samenstellen van deze tentoonstelling. Haar archief is dan ook de grootste bron voor dit artikel, aangevuld met gegevens die ik ontving van de Vereniging Oud Lunteren, waar de familie Nefkens bekend is, en het gemeentearchief Ede.Oosterbeek en de Haagse School.

In het begin van de 19e eeuw was het Hollandse landschap uit de tijd van Ruisdael en Cuyp in de mode. In Barbizon bij Parijs werd een kunstenaarskolonie gevormd, waar onder het motto Weg uit de drukke stad, leve het landelijk leven de natuur ter plekke bestudeerd werd. De roem van Barbizon drong ook in Nederland door. Willem Roelofs en Jacob Maris gingen er een kijkje nemen. Het duurde niet lang dat ook Nederland een kunstenaarskolonie kreeg. Oosterbeek, aan de rand van de Veluwe, werd het culturele centrum, waar kunstenaars als de letterkundige Kneppelhout en de schilders Mauve, Jacob en Matthijs Maris, Jozef Israels en Mesdag bijeen kwamen om te werken. We hebben het over de periode 1850-1865. Bekende werken uit die tijd zijn Heide bij Wolfheze van Bilders en Panoramisch Landschap van Roelofs.

Geleidelijk aan vertrokken de kunstenaars uit Oosterbeek en kwamen in Den Haag terecht. Den Haag met haar zee, strand en duinen kent ook veel natuur. En natuurlijk de sociëteit De Pulchri Studio, waar de kunstenaars gezamenlijk over kunst konden praten. Terwijl in Frankrijk het Impressionisme zich ontwikkelde, schilderden de Haagse Schoolschilders alledaagse thema’s als koeien, vissersboten en vissershuizen. Het moderne leven van die tijd werd niet weergegeven. Zeilboten in plaats van stomers. Niet het mondaine badleven in Scheveningen, maar donkere, armoedige visserskamers. De enige overeenkomst met het Impressionisme is de beleving van licht en lucht. In deze periode kreeg Martinus Josephus Nefkens zijn opleiding.

Martinus Josephus Nefkens
Martinus was de oudste en meest artistieke van de drie kunstschilders. Hij werd geboren op 1 juni 1866 in Hedikhuizen en kwam uit een groot rooms gezin. Al jong moest hij gaan werken bij een schildersbedrijf. Hier viel hij op, omdat hij zo mooi bloemmotieven op boerendeuren kon schilderen. Hij liep met een aantal tekeningen weg van huis, naar Antwerpen, waar hij leerling werd van de Antwerpse Tekenacademie en begon serieus te schilderen. Martinus werd financieel gesteund door Gorinchemse vrienden en verdiende geld met het schilderen van letters op de Antwerpse pakhuizen. Hierdoor kon hij zich ontdoen van een boekhandelaar voor wie hij voor een paar dubbeltjes aquarellen maakte, welke door de boekhandelaar voor goed geld verkocht werden. Later deed hij ook ervaring op in het atelier van W.H Mesdag. Hij kon daar ongestoord oefenen.

En met hard werken kwam na enkele jaren “aardig werk” tevoorschijn, “verkoopbaar werk en dat eenige bekendAmsterdammers het in hun verzamelingen opnamen”, zoals N.H. Wolf het beschrijft in De Week van februari 1905 over de in dat jaar gehouden tentoonstelling in Gorkum. In 1890 trouwde Martinus met Clara Elizabeth de Hardt. Uit dit huwelijk kwamen 3 kinderen: Maria Cornelia, Constantina en Willem, de broodschilder.
Martinus werd lid van Arti et Amicitiae en van de Sint Lukasgilde. Op de “Vierjaarlijksche” te Amsterdam behaalde hij een succes met zijn schilderij Buiig weer met de donkere, zware, wijkende wolken. Ook Maneschijn met de schaapskooi, sloeg in die tijd aan evenals Nazomer, waarin het goudbruine struikgewas en de brokken hei mooi van kleur zijn.
Andere bekende werken uit deze tijd zijn Namiddag bij Lunteren, Schaapskooien, Zandkuil en Schaapskooi te Meulunteren.
Inmiddels woonde hij in Amsterdam en ’s zomers in Lunteren en Ede. Vanaf 1898 woonde hij in Lunteren op Huize Wormshoef L 155 (Dorpsstraat 208). Tegenwoordig staat hier de bungalow Rastede. In 1900 vernummerde L155 naar La 137. In 1904 verhuisde hij naar een nieuw pand, Villa Eemte-Neste, naast het oude huis gelegen. Tegenwoordig is dit Dorpsstraat 206. Op 59 jarige leeftijd overleed zijn vrouw door een ongeluk. In 1929 hertrouwde hij met Wilhelmina Martha Zuidema.

De recensie van Wolf op de tentoonstelling in Gorkum gaat verder met een werkwaardig stukje kritiek:
“Dat de heer Nefkens, een leerling van de impressionistische school zich nog niet geheel ontdaan heeft van den invloed van het koopkrachtige publiek, kan men hier en daar nog wel ontwaren. Ik erken evenwel de moeilijkheid voor een artiest om zich krachtig genoeg te voelen om zich daar boven te verheffen. Toch is het noodig, eischt de kunst dit om haars zelfs wil; en ik ben overtuigd dat ook de heer Nefkens eenmaal de tijd zal zien komen dat hij met den smaak van het publiek geen rekening mee hoeft te houden.”
Horen we hier de invloed van de Tachtigers met hun l’art pour l’art of is er sprake van enige afgunst, omdat de verkoop van de schilderijen uitermate goed verliep? Veel werk werd namelijk gekocht door Amerikanen, waardoor Martinus – zeker voor een artiest – in goede doen geraakte. Zo goed zelfs, dat hij het zich kon permitteren om een auto aan te schaffen.
Wolf vervolgt zijn kritiek op de tentoonstelling in Gorkum met “De schets Schaapskooi is niet onverdienstelijk, bij Heide moet de lucht echter meer uit de verf.” Hij besluit met
“Dat de heer Nefkens er reeds zou zijn, zou ik niet durven zegen. Hij heeft echter wat bereikt en dat is voor het oogenblik voldoende. Vooral studien buiten zal hij moeten maken en niet te veel werken in het atelier”

Dat Martinus over humor beschikte blijkt uit de volgende anekdotes die mevrouw Nefkens, weduwe van kleinzoon Jaap Nefkens, met plezier aan mij vertelde.
“De stedeling Nefkens keek toch wel wat neer op de stijve boerenbevolking van zijn zomerse omgeving. Hij stak met hen de draak door op een avond bij heftig onweer zijn paard te bestijgen en, gekleed in een lang wit laken, door Lunteren heen te rijden als was hij de duivel zelf. En alsof de boerenbevolking hierdoor nog niet genoeg geschrokken moet zijn geweest, hing Martinus zijn schildersgeraamte regelmatig in een boom.”
“Maar ook in Amsterdam kon hij zijn streken niet laten. Tijdens een sjiek diner met een paar vrienden stond het eten Nefkens niet aan. Hij stond op, betaalde de hele maaltijd en zei tegen de kelner dat hij niet mocht afruimen. Vervolgens begaf hij zich met zijn vrienden naar de rosse buurt en nodigde een aantal hoeren uit voor het reeds betaalde diner.”
Terug naar zijn werk. Pieter Scheen noteerde in zijn Lexicon, dat Nefkens schildert en aquarelleert in de trant van de Haagse School. In dit Lexicon staat overigens de naam van deze schilder foutief vermeld: Martinus Jacobus i.p.v. Martinus Josephus. Er zijn niet zo veel schilderijen van Martinus in onze omgeving te lokaliseren. Martinus overleed in Ede op 24 december 1941.

Willem Nefkens, de broodschilder.
Willem werd geboren op 2 februari 1899 in Ede. Hij mocht niet naar de tekenacademie, maar moest de schilderijen van zijn vader aan de man brengen. Aanvankelijk reisde hij per trein de kunsthandels in Nederland af, zoals Koch in Rotterdam. Later deed hij dat met de auto. Pas na de dood van zijn vader in 1941 ging hij zelf schilderen. Hij had de kunst van zijn vader afgekeken en ging ook in diens stijl verder. “Tegenwoordige kunst snap ik niet” zei hij in 1979 tegen Willem Verwaijen in een interview.(datum en krant onbekend)

Ook het restaureren van schilderijen had hij van zijn vader geleerd. Beide beroepen stonden op zijn visitekaartje. In zijn jonge jaren schilderde Willem vaak in de natuur. Later uitsluitend in zijn atelier en bij voorkeur ’s nachts. Zijn stijl blijft in de stijl van de Haagse School. Een vakman, die zich er niet voor schaamde om te schilderen waar vraag naar was.
Op 4 april 1924 trouwde hij in Barneveld met Johanna Cornelia van Nimwegen, dochter van een notaris. Uit dit huwelijk werd Jaap geboren. In de Tweede Wereldoorlog eindigde dit huwelijk door scheiding. Binnen een paar maanden is Willem hertrouwd met Gerda Versloot, bekend als schrijfster onder de pseudoniem Gerda Nefkens. Van haar verscheen een aantal sociale romans zoals Mensen kijken u aan. Willem kende haar al sinds 1936. Zij overleed op 7 april 1957 in Lunteren.

“Ik doe toch niets bijzonders” zei Willem in ander interview. “Waarom dan uw belangstelling? U wilt een verhaal maken van laat ik maar zeggen een echte kunstschilder, maar dan bent u aan het verkeerde adres. Jaren geleden was er in Ede een tentoonstelling. Ook de kunstschilders mochten meedoen. Andere schilders schudden hun hoofd toen ze mijn werk zagen. Waarom schilder je niet net als wij vroegen ze mij. Ze bedoelden, dat ik moest gaan schilderen zonder iets te kunnen verkopen. En ik verkoop alleen wat ik schilder op mijn manier. Ik wilde me daarmee kunnen bedruipen. Schapen, kerken, boerderijen en noem maar op…heb ik gemaakt. (Soms wel eens 10 schilderijen met klaprozen en 5 met kerken volgens mevrouw Nefkens) Ik heb nooit om geld bij iemand hoeven aan te kloppen. En als u nu vraagt of broodschilderen ook kunst is, dan antwoord ik met ja ! Je moet altijd behoorlijk werk leveren anders lig je eruit en krijg je geen opdrachten meer. Ook Rembrandt kreeg toch opdrachten?” (datum en krant onbekend)
Nog even laat ik Willem aan het woord die, net als zijn zoon Jaap, van reizen hield. “Ik was de eerste die hier in Lunteren een auto had. Later trok ik met de auto naar Italië en Frankrijk. Ik nam dan materiaal mee. In Italië had ik altijd een stuk of 5 politieagenten achter me aan. Die zeiden dan: Garibaldi is er weer.” (Willem had een lang spits gezicht met een puntbaardje)
Willem woonde in Lunteren aan de Roskammersteeg. Tevens heeft hij op de boerderij Groot Altena aan de Meulunternseweg nr 6 gewoond. (Op de achterzijde van een van zijn schilderijen is Meu-Lunteren 2 te lezen). Op 8 april 1982 is hij overleden.


Jacobus (Jaap) Cornelis Nefkens, de all rounder
Jaap werd geboren op 14 maart 1926 en groeide op in een beschermde en rijke omgeving in hetzelfde grote huis als waar zijn grootvader kunstschilder was. Op jonge leeftijd tekende en schilderde hij al. Zijn eerste olieverfschilderij maakte hij op 11 jarige leeftijd. Maar niet alles was koek en ei thuis. Zijn ouders konden niet zo goed met elkaar opschieten. Moeder, een dochter van een notaris, was afstandelijk. Met zijn vader kon Jaap het goed vinden. Jaaps vader leerde in 1936 de schrijfster Gerda Versloot kennen. Toen Jaap 14 was, zijn z’n ouders gescheiden en hertrouwde Willem. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezocht Jaap de kunstacademie in Arnhem. Volgens het lexicon van Pieter Scheen waren G. v Lerven, H.J. Valk en P. Landkroon zijn leermeesters.

Na de oorlog ontmoette Jaap Liesbeth Vos. Zij heeft hun levensverhaal uitgebreid beschreven met vele anekdotes uit de naoorlogse tijd in Den Haag. Dit geeft een goed tijdsbeeld.van inwoning en alle problemen die erbij hoorden. In zijn diensttijd na de oorlog werd Jaap aangesteld als illustrator en tekende hij officieren. Na de geboorte van het tweede kind in 1957 is de familie verhuisd naar Arnhem en nog later naar Oosterbeek. Jaap was inmiddels van baan veranderd en werkte voor de Heidemij op de reclameafdeling.
Helaas ging het slecht met bedrijf en werd Jaap ontslagen. Hij begon voor zichzelf als tekenaar voor architecten: ontwerpen in kleur van toekomstige huizen. Ook schreef en illustreerde hij een tekencursus voor het
NIB in Zeist. Via Reeuwijk en Haasdrecht belandde het gezin tenslotte in Leersum. In deze plaats is hij op 29 september 1999 overleden..
Jaap was nooit beroepsschilder. Toch heeft hij in veel plaatsen in en buiten Nederland geëxposeerd. In 1954 en 1955 zelfs in de bekende Haagse Pulchri Studio, waar hij goede kritieken kreeg. In Oosterbeek hield Jaap in zijn garage tentoonstellingen onder de naam De Galerage, wat veel belang- stelling en kopers uit de hele wereld opleverde.
Jaap werd geïnspireerd door zijn reizen naar Irak, Italië, Frankrijk en Egypte, waar de zon land en stad tot een groot kleurfestijn maakt.
Hieronder volgen een paar kritieken.

“Het peil van de Haagse Salon ligt in ieder geval een flink stuk boven het gemiddelde….in deze zaal hangt een doekje van Nefkens cafeetje in een Frans stadje dat met juichende kleuren de idylle van La douce France verkondigt”, (Dagblad Het Binnenhof 1955 nadere datum onbekend)

“ Nefkens weet alles op zijn plaats te zetten. Ordening spreekt uit de gave tekeningen en schilderijen. Merkwaardig is dat in de tekeningen het zuidelijk licht ons overtuigender tegenstraalt dan in de schilderijen. Er valt op de tentoonstelling (in Hilversum) veel te bewonderen b.v. het water in het haventje van St Tropez, waar de melancholie van een winterse namiddag goed werd getroffen.” (Het Vrije Volk van 10 april 1956, Freek vd Berg)

“Nefkens moet zich hoeden voor een wat zoetelijke ondergrond in zijn werk. Wanneer hij bergen schildert, dan zien we het ruige landschap in al zijn fascinerende facetten. Dan is de schilder op zijn best, maar wanneer hij nauwe straatjes maakt, dan bemerken we soms hoe gevaarlijk dicht de weergave komt bij de zoetelijke, niet zo in de vorm als wel in de kleuren” (Veluwepost van 21 mei 1965)

Op een overzichtstentoonstelling in Driebergen (krant onbekend, 1980?) is Jaap zelf aan het woord:
“ Elk schilderij is uniek. Het hoogste doel is dat ik haal wat voor mij mogelijk is. Ik wil me niet verlagen of concessies doen. Ik werk naturalistisch, impressionistisch en expressionistisch, maar ook abstract. Ik maak op mijn reizen veel schetsen en dia’s en probeer bepaalde impressies vast te leggen. Eenmaal terug in Leersum werk ik het uit, dan ligt de geur en sfeer nog vers in mijn geheugen.”
In de Stichtse Krant van 19 november 1998, waarschijnlijk gaat het over zijn laatste tentoonstelling, wordt over zijn aquareltechniek verteld:
“Meerdere transparante lagen waterverf worden door en over elkaar gezet om uiteindelijk te komen tot natuurgetrouwe tinten en geen slappe weke afspiegeling daarvan. Zo ontstaan volle diepe warme kleuren, waarbij de transparantheid gehandhaafd blijft. Deze techniek is tijdrovend en vereist vakmanschap.”

Tot besluit
Hiermee heeft u een overzicht gekregen van de drie generaties Nefkens.
Kunstschilders, die voor onze streek belangrijk zijn geweest. Op hun eigen wijze hebben zij bijgedragen aan een grote productie kunstwerken die over de hele wereld zijn verkocht. Sfeervolle werken, sommige eenvoudig, maar wel vol dieptewerking en lichtschakeling. Schilders van hun tijd waren ze. De komende expositie kunt u nu met kennis van zaken komen bezoeken. U bent van er harte welkom.
Provincie:
Tag(s):