woensdag, 23. januari 2008 - 20:13

'Geen grond voor heropening Deventer moordzaak'

Deventer

Advocaat-generaal mr. A.J. Machielse heeft dinsdag 22 januari aanvullend advies uitgebracht aan de Hoge Raad over de aanvraag van E.C.J.J. Louwes tot herziening van zijn definitieve veroordeling door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 februari 2004 in de zogenaamde Deventer moord-zaak. Hij oordeelt dat er geen sprake is van een ernstig vermoeden dat Louwes ten onrechte is veroordeeld en dat er geen grond is voor heropening van de strafzaak.

De Advocaat-generaal had reeds advies uitgebracht op 20 maart 2007. Toen adviseerde hij op één onderdeel van de aanvraag nader onderzoek te doen en de aanvraag voor het overige af te wijzen. Op 5 juni 2007 heeft de Hoge Raad een tussenarrest gewezen en uit zijn midden een Raadsheer-Commissaris aangewezen om het bedoelde nadere onderzoek te verrichten.

Dat onderzoek is inmiddels verricht en het aanvullende advies van vandaag is daarop gebaseerd.Het nadere onderzoek betrof de in 2006 afgelegde verklaring van een getuige, inhoudende dat de zogenaamde ‘klusjesman’ de dag voor ontdekking van de moord al aan de getuige heeft meegedeeld dat en hoe het slachtoffer om het leven is gebracht.

In die verklaring heeft de getuige ook gezegd dat hij alles aan de politie heeft verteld toen hij drie weken na de moord werd ondervraagd. Die mededeling van de klusjesman zou duiden op daderwetenschap. Indertijd hebben de twee verhorende politieambtenaren echter in het proces-verbaal van verhoor van deze getuige opgenomen dat de ontmoeting met de ‘klusjesman’ niet de dag voor de ontdekking van de moord plaatsvond maar twee weken later.

In aanwezigheid van de Advocaat-generaal en mr. G.J. Knoops, de advocaat van aanvrager, heeft de Raadsheer-Commissaris de twee politieambtenaren, de getuige zelf, twee anderen met wie de getuige samenwerkte en de ‘klusjesman’ gehoord. Deze nieuwe verklaringen zijn vergeleken met verklaringen die al beschikbaar waren.

Naar aanleiding van dit nadere onderzoek komt de Advocaat-generaal nu tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de twee politieambtenaren de verklaring van de getuige destijds verkeerd hebben opgetekend. Voorts acht hij het onvoldoende waarschijnlijk dat de klusjesman de mededeling aan de getuige al voor ontdekking van de moord en niet op een later tijdstip heeft gedaan.

De verklaring van de getuige levert volgens de Advocaat-generaal aldus geen ernstig vermoeden op dat E.C.J.J. Louwes ten onrechte is veroordeeld. In dat verband wijst de Advocaat-generaal nog eens op het bewijs dat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ten laste van aanvrager heeft gebruikt voor de veroordeling op 9 februari 2004. De Advocaat-generaal komt tot de slotsom dat de herzieningsaanvraag in haar geheel ongegrond is en door de Hoge Raad dient te worden afgewezen.
Provincie:
Tag(s):