woensdag, 10. december 2014 - 20:07

Maand cel en werkstraf voor gebruik vuurwapen door agent

Foto van Hamer rechtbank | Sxc
Foto: SXC
Rotterdam

De Rotterdamse rechtbank heeft op 10 december 2014 een politieambtenaar veroordeeld voor een poging doodslag. Er is hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van een maand en een werkstraf van 240 uur.

Hij heeft op 24 augustus 2012 in de Rotterdamse binnenstad drie keer van dichtbij geschoten op het bovenlichaam van een bestuurder van een auto. De bestuurder was aangehouden voor rijden onder invloed. Hij heeft een blijvende dwarslaesie opgelopen.
 
Nadat hij was aangehouden, probeerde de bestuurder weg te rijden en zich zo aan zijn aanhouding te onttrekken. Een collega van de agent probeerde dit te voorkomen door voor de auto te gaan staan. De bestuurder van de auto heeft geprobeerd de collega van de agent te ontwijken door eerst achteruit te rijden en daarna naar rechts te sturen. Omdat de collega de bewegingen van de auto volgde, moest zij uiteindelijk wegspringen.
 
Een politieambtenaar mag in principe zijn vuurwapen gebruiken als iemand zich aan een aanhouding probeert te onttrekken. Echter, schieten mag alleen als er sprake is van een misdrijf waarbij ook geweld is gebruikt. Hij mag ook schieten als de aangehouden verdachte een gevaar oplevert voor de samenleving. In alle omstandigheden moet de politieambtenaar zich wel eerst de vraag stellen of hij een minder ingrijpend middel kan gebruiken dan zijn vuurwapen. De agent heeft zich volgens de rechtbank niet gehouden aan deze regels die gelden voor het vuurwapengebruik door politiebeambten.


De rechtbank concludeert dat de situatie niet gevaarlijk was. Niet voor de agent zelf, maar ook niet voor zijn collega, die voor de auto stond. Er was geen sprake van geweld of van gevaar voor de samenleving. Het beroep op noodweer van de agent wordt verworpen. Noodweer is aan de orde als direct gevaar dreigt voor zichzelf of anderen. Daar was geen sprake van.
 
Volgens de rechtbank mag van politieambtenaren verwacht worden dat zij meer zelfbeheersing en tactisch inzicht tonen dan een gewone burger. Zij moeten niet te snel naar hun vuurwapen grijpen. De agent is ongetwijfeld geschrokken van de actie van de bestuurder, maar van hem kan verwacht worden dat hij zelfbeheersing toont. Dat geldt hier extra volgens de rechtbank, omdat de benen van de bestuurder niet zichtbaar waren in de auto. De agent kon daarom alleen maar schieten op zijn bovenlichaam, waardoor een voor de bestuurder extreem gevaarlijke situatie ontstond. Hij had de bestuurder gemakkelijk zo kunnen raken dat deze aan de schotwonden was overleden. 
 

Provincie:
Blik op 112: