Nederland telt 1,1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Hun aantal is de afgelopen jaren voortdurend gestegen. De meeste zzp’ers zijn zelfstandig ondernemers: zij werken voor eigen risico of rekening in een eigen praktijk of bedrijf. Via de ZEA is bekend hoe zij de financiële positie van hun bedrijf beoordelen, of zij tevreden zijn met hun inkomen en het behoud van opdrachten, en welke pensioenvoorzieningen zij hebben getroffen.
Ruim de helft positief over financiële situatie bedrijf
Met het aantrekken van de economie en de toename van de koopkracht in de afgelopen paar jaar is de stemming onder zelfstandig ondernemers zonder personeel verbeterd. In 2019 is 53 procent positief over de financiële situatie van het bedrijf. Vier jaar eerder was dat nog 43 procent. De ondernemers zijn ook iets vaker tevreden over de hoogte van hun inkomen en hebben meer vertrouwen in het behoud van opdrachten. Bovendien maakt een groter deel van de ondernemers zich geen zorgen over de toekomst van het bedrijf.
Zelfstandig ondernemers zonder personeel die voornamelijk eigen arbeid aanbieden zijn positiever over de financiële situatie van hun bedrijf dan degenen die voornamelijk producten verkopen. Bij beide groepen is de afgelopen vier jaar het aandeel toegenomen dat de financiële situatie van het bedrijf positief beoordeelt. Het grootste verschil is te vinden bij de laagopgeleide zelfstandig ondernemers die arbeid aanbieden. In 2015 waren die het minst positief, nu ligt het aandeel dat de financiële situatie als (zeer) goed beoordeelt op ongeveer hetzelfde niveau als dat van middelbaar en hoogopgeleiden.
Laagopgeleide zelfstandig ondernemers die eigen arbeid aanbieden, werken vaak als bouwarbeider (28 procent), als persoonlijk dienstverlener, schoonmaker of keukenhulp (13 procent) of in beroepen in transport en logistiek (12 procent). Vooral de laagopgeleide bouwarbeiders beoordelen hun situatie in 2019 beduidend beter. Hoogopgeleide ondernemers die voornamelijk eigen arbeid aanbieden, werken vaak in bedrijfseconomische en administratieve beroepen (24 procent) of in zorg- en welzijnsberoepen (17 procent). Zelfstandig ondernemers die voornamelijk producten verkopen, werken ongeacht hun onderwijsniveau meestal in commerciële beroepen (32 procent) of als tuinder, akkerbouwer of veeteler (21 procent).