Eerste coronagolf
Sinds de eerste golf van de coronapandemie volgt en onderzoekt het Maastricht UMC+ de gezondheid van het hart van op de ic opgenomen COVID-patiënten, door dagelijkse hartfilmpjes en het prikken van twee essentiële stoffen: hs-cTnT en NT-proBNP. Deze stoffen geven respectievelijk een indicatie van schade aan de hartspier en overbelasting van het hart (hartfalen). Door deze stoffen dagelijks te bepalen kon het beloop gedurende de hele ic opname in kaart gebracht worden. Daarnaast volgen artsen en onderzoekers van het MUMC+ deze patiënten ook na ic-opname.
Drie publicaties
Inmiddels heeft deze samenwerking tussen de intensive care, cardiologie en radiologie geleid tot drie publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften. Twee daarvan geven inzicht in de rol van het hart tijdens ic-opname en één publicatie laat zien welke hartschade zes maanden na ic-opname nog zichtbaar is.
Kranslagaderverkalking
Een CT-scan in het begin van de ic-opname bracht de verkalking van de kransslagvaten in kaart. Deze verkalking wordt normaliter versneld door risicofactoren als roken, een hoge bloeddruk, een hoog cholesterol en overgewicht. Hoe meer verkalking, hoe kwetsbaarder het hart voor het ontwikkelen van een hartinfarct. Het onderzoek liet zien dat patiënten met meer kransslagaderverkalking een grotere kans hadden op orgaanfalen tijdens de ic-opname.
Hartschade en ziektebeloop
In het bloed kunnen circuleren stofjes die enerzijds de belasting op het hart (NT-proBNP) en anderzijds hartspierschade (hs-cTnT) reflecteren. Analyse van overbelasting van het hart liet zien dan bij mensen die de ic opname overleefden dit stofje daalde tijdens de opname. De ic patiënten die overleden lieten juist een stijging zien van NT-proBNP gedurende de opname. De onderzoekers weten nog niet exact waardoor deze overbelasting ontstaat, daarvoor is meer onderzoek nodig. De uitkomsten suggereren wel dat overbelasting van het hart verband houdt met overleving. Tot slot hadden patiënten die overleden meer hartspierschade (hoger hs-cTnT) bij opname op de intensive care.
Rob Driessen, cardioloog intensivist in het Maastricht UMC+: ‘Deze uitkomsten tonen in ieder geval aan dat schade aan het hart en overbelasting in een COVID-patiënt op de ic een grote rol speelt in het ziektebeloop. Dit is een belangrijk inzicht, want de onderzochte stofjes kunnen in de toekomst waarschijnlijk gebruikt worden om een inschatting te maken van het verloop van de ziekte en om het hart gericht te behandelen.’
Schade ná ic-opname
Cardioloog in opleiding Chahinda Ghossein-Doha zette in de eerste golf de eerste cardiologische poli van Nederland op om de patiënten die ic-opname overleefden op te volgen. Zes maanden na opname werd er bloedonderzoek, een ECG (hartfilmpje) en een echografie en MRI van het hart verricht. Uit deze onderzoeken blijkt dat bij bijna één derde van de onderzochte patiënten de stof die hartspierschade aangeeft nog verhoogd is. Daarnaast heeft 20% een ziekte aan de kransslagvaten en 20% littekenweefsel op de hartspier. Eén op de tien patiënten heeft zelfs tekenen van een doorgemaakte zeer zeldzame ontsteking aan de hartspier of hartzakje, myocarditis of pericarditis. Van alle deelnemers aan het onderzoek had 40% na ic-opname een medische behandeling aan hart of vaten nodig.
Patiënten opvolgen en vervolgonderzoek
Volgens Ghossein-Doha zijn dit opvallende bevindingen: ‘het is een bevestiging dat het cruciaal is om de gezondheid van het hart goed te volgen na de ic-opname. Het is echter nog onduidelijk of deze problemen aan hart en vaten door COVID-19 zelf komen, of dat het een patiënten populatie betreft die op voorhand al afwijkingen had die nog niet gediagnostiseerd waren, waardoor ze een hoger risico lopen op een ernstiger ziektebeloop.’ Om dit verder te onderzoeken heeft Ghossein-Doha samen met onderzoekers uit Utrecht en Amsterdam de studie DEFENCE opgezet en hiervoor een ZonMw subsidie van €800.000 ontvangen Deze studie wordt uitgevoerd in meer dan 10 Nederlandse ziekenhuizen en zal de komende maanden meer inzicht in schade aan het hart na COVID-19 genereren.