De audiovisuele opnamen
De omroep had aan beklaagde H. op 3 oktober 2014 in Hilversum en op 9 oktober 2014 in Maastricht een verborgen camera en microfoon meegegeven om heimelijk opnamen te maken van zijn gesprekken met de klager. De klager heeft geen toestemming gegeven voor de opnamen, die de omroep voor een gedeelte heeft uitgezonden op 3 december 2014.
Aangifte en wens tot vervolging door klager
De klager had aangifte gedaan van dit handelen van de beklaagden en vond dat zij hiervoor strafrechtelijk moesten worden vervolgd. De officier van justitie zag af van vervolging in 2015.
Tegengestelde belangen
Klager stelde in de beklagprocedure dat de beklaagden door hun handelen inbreuk hebben gemaakt op zijn privé leven en dat zijn persoonlijke levenssfeer, zijn eer en goede naam onder het mom van persvrijheid zijn aangetast. Hij vindt dat de omroep en beklaagde H. daarom alsnog strafrechtelijk vervolgd moeten worden.
De omroep heeft hierop gereageerd met de stellingen dat hem een beroeptoekomt op het recht op vrijheid van meningsuiting en dat de gebruikte middelen in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd waren. Beklaagde H. voerde aan dat door zijn handelen geen ongerechtvaardigde inbreuk op het privé leven van klager is gemaakt.
Belangenafweging hof
Het hof heeft geoordeeld dat de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen zou kunnen komen tot een bewezenverklaring van enig strafbaar feit. Daarnaast vindt het hof dat het alsnog instellen van een strafrechtelijke vervolging gerechtvaardigd is, gelet op alle omstandigheden die in dit geval aan de orde zijn. Er moet een belangenafweging gemaakt worden tussen de conflicterende grondrechten: het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op vrijheid van meningsuiting.