vrijdag, 17. mei 2019 - 11:15

Uitspraak hof dat rookruimtes in horeca niet zijn toegestaan kan in stand blijven

roken in café
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
de Haag

De uitspraak van het Haagse gerechtshof van 13 februari 2018 die inhoudt dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen ongeldig is, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Vlas de Hoge Raad in zijn conclusie van vandaag.

De zaak

Vanaf 1 juli 2008 is in Nederland een rookverbod voor de horeca van kracht. Op dat verbod geldt een uitzondering voor speciaal aangewezen rookruimtes. De belangenvereniging Nederlandse Niet-rokersvereniging CAN (Club Actieve Niet-rokers) heeft een vordering tegen de Staat ingesteld, waarmee zij opkomt tegen deze uitzondering. CAN is van mening dat deze uitzondering in strijd is met de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (het WHO-Kaderverdrag), een verdrag waarbij Nederland partij is.

Oordeel gerechtshof

Het Hof stelde CAN op dit punt in het gelijk. Art. 8 van het WHO-Kaderverdrag houdt in dat de verdragspartijen effectieve maatregelen moeten nemen tegen blootstelling aan tabaksrook in ‘indoor public places’. Het Hof oordeelde dat daaronder ook rookruimtes in horeca-instellingen vallen. Niet-rokers kunnen sociale druk voelen om zich bij de rokers in de rookruimtes te voegen. Het is in de praktijk ook onvermijdelijk dat rook uit de rookruimtes ontsnapt en in de rookvrije gedeeltes van de horeca-instelling doordringt en dat werknemers die in de rookruimtes moeten opruimen aan tabaksrook worden blootgesteld. Het hof heeft dan ook voor recht verklaard dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes onverbindend en onrechtmatig is. De Staat stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

In cassatie staat de vraag centraal of art. 8 van het WHO-Kaderverdrag rechtstreekse werking heeft en vervolgens of de Staat in strijd met deze verdragsbepaling handelt.

Advies advocaat-generaal

Advocaat-generaal Vlas is van mening dat het Haagse gerechtshof terecht heeft aangenomen dat art. 8 van het WHO-Kaderverdrag rechtstreekse werking heeft. Hij is deze mening toegedaan op grond van de maatstaf die de Hoge Raad heeft gegeven in het Rookverbodarrest van 10 oktober 2014 naar aanleiding van de uitzondering op het rookverbod die voor kleine cafés werd gemaakt. Art. 8 bevat een onvoorwaardelijke en nauwkeurig omschreven norm waaraan de rechter kan toetsen, zodat in de context van deze zaak moet worden aangenomen dat de bepaling wel rechtstreeks werkt. Het doel van de bepaling is volgens de AG duidelijk: een ieder die een horeca-instelling betreedt of wil betreden moet gevrijwaard worden van iedere mate van blootstelling aan tabaksrook. Dit brengt met zich dat de Staat in strijd met de verdragsbepaling handelt door toe te staan dat in horecagelegenheden rookruimtes aanwezig zijn waar het rookverbod niet geldt.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is voorlopig bepaald op 27 september 2019.

Categorie:
Provincie: