Samenhang met levensfase
De hoogte van de woonquote hangt samen met de levensfase waarin mensen zitten, zoals hun leeftijd. De jongste huurders hadden in 2022 een mediane woonquote van ruim 30 procent. Bij huurders tussen het 35ste en het 65ste levensjaar lag de mediane woonquote rond de 25 procent. Bij oudere huurders liep de woonquote weer op naarmate de leeftijd hoger was.
Starters hebben lager inkomen
Jongeren staan nog aan het begin van hun carrière en verdienen relatief weinig, waardoor de woonlasten in verhouding hoog zijn. Naarmate mensen ouder worden, verbetert hun financiële positie doorgaans sneller dan de woonlasten stijgen en komt de woonquote op een lager niveau te liggen. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vallen huishoudens terug in inkomen en komt de woonquote weer hoger uit. Ook wonen ouderen vaker alleen, wat vaak samengaat met een hogere woonquote.
Alleenwonende huurders hebben hoogste woonquote
De hoogte van de woonquote hangt ook samen met de samenstelling van het huishouden. Eenpersoonshuishoudens en eenouderhuishoudens in een huurwoning geven met respectievelijk 28,4 en 24,2 procent een groter deel van het inkomen uit aan woonlasten dan paren met (19,8 procent) of zonder (23,1 procent) kinderen in een huurwoning. Dit geldt eveneens voor eigenaren en komt doordat eenpersoonshuishoudens en eenouderhuishoudens ondanks lagere woonlasten vooral ook een lager besteedbaar inkomen hebben.
Alleenwonende huurders
Bij alleenwonende huurders jonger dan 35 jaar is de mediane woonquote het hoogst: 28,8 procent. Zij worden op de voet gevolgd door alleenwonende huurders van 65 jaar of ouder (28,5 procent) en alleenwonende huurders van 35 tot 65 jaar (28,0 procent). Paren van 35 tot 65 jaar zonder kinderen in een eigen woning hebben met 15,0 procent de laagste mediane woonquote.