Bierfietsexploitanten
Vier bierfietsexploitanten waren tegen het gebiedsverbod in verzet gekomen. Volgens hen was het besluit van de burgemeester in strijd met hogere regelgeving, waaronder de Wegenverkeerswet. Ook had niet de burgemeester maar alleen het college van burgemeester en wethouders het verbod mogen instellen. Op beide punten stelt de rechter de exploitanten in het ongelijk.
Verbod te drastisch
De exploitanten vonden een verbod te drastisch en bovendien onvoldoende door de burgemeester gemotiveerd. Volgens hen waren er andere mogelijkheden om de overlast terug te dringen, zoals strengere handhaving, het instellen van een alcoholverbod of het creëren van een afgebakende route of corridor die de bierfietsen zouden kunnen gebruiken om het centrum uit te rijden. Het verbod, zo stelden de exploitanten bij de rechter, betekent voor hen waarschijnlijk een faillissement.
Overlast te groot
De rechtbank oordeelt echter dat de burgemeester alle belangen op de juiste wijze heeft afgewogen en het verbod ook voldoende heeft gemotiveerd. Zo heeft de burgemeester nader toegelicht dat de overlast van de fietsen – waaronder geschreeuw, openbare dronkenschap en wildplassen – zich concentreert in een heel druk gedeelte van de stad en daardoor ook de openbare orde raakt.
Traag en log
Daarnaast is een onderdeel van de motivatie van de burgemeester dat de bierfiets een traag en log vervoersmiddel is dat regelmatig opstoppingen veroorzaakt. Het door de burgemeester geschetste beeld wordt bevestigd door het aantal overlastmeldingen dat bij de gemeente is binnengekomen.
De rechtbank is het met de gemeente eens dat de combinatie van verkeershinder, overlastgevend gedrag en het drukke stadscentrum een verbod op groepsfietsen in het centrum rechtvaardigt. Hoewel het begrijpelijk is dat het verbod grote financiële consequenties heeft voor de exploitanten, ziet de rechtbank hierin geen reden om het verbod niet in te kunnen stellen.