maandag, 9. november 2020 - 19:24

Verbod op afsteken vuurwerk in Rotterdam tijdens jaarwisseling blijft

vuurwerk-grond
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
Rotterdam

Het verbod op het afsteken van vuurwerk in de gemeente Rotterdam tijdens de jaarwisseling blijft staan. De vuurwerkbranche had een kort geding aangespannen tegen de gemeente om dit afsteekverbod van consumentenvuurwerk van tafel te vegen, maar de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam wijst die vordering af. Zij oordeelt dat het besluit van de gemeente niet in strijd is met het Vuurwerkbesluit, de Notificatierichtlijn, artikel 1 Eerste Protocol EVRM en artikel 16 Handvest van de grondrechten van de EU. Ook oordeelt de rechtbank dat een belangenafweging niet in het voordeel van de vuurwerkbranche uitvalt.

De rechter moet een vordering als hier aan de orde zeer terughoudend toetsen, omdat het afsteekverbod gaat om een besluit van een democratisch overheidsorgaan. Alleen wanneer de bepaling strijdig is met hogere regelgeving of in strijd komt met algemene rechtsbeginselen, kan zo’n vordering worden toegewezen. Voor ingrijpen is slechts plaats indien het bestreden voorschrift onmiskenbaar onverbindend is. Uitgangspunt bij deze toets is dat het aan de gemeenteraad is om alle verschillende belangen die bij het nemen van een besluit betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De voorzieningenrechter dient bij de beoordeling van het besluit slechts te toetsen of de betrokken belangen zodanig onevenwichtig zijn afgewogen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter niet de taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen.

In strijd met Vuurwerkbesluit?

Dat het afsteekverbod in strijd is met het Vuurwerkbesluit en dat het Vuurwerkbesluit een uitputtende afsteekbepaling bevat, kan, anders dan de vuurwerkondernemers betogen, niet worden afgeleid uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 14 december 2016. Het afsteekverbod is evenmin in strijd met de Notificatierichtlijn. De rechter oordeelt dat met het afsteekverbod slechts een restrictie opgelegd wordt voor het gebruik van vuurwerk. De verkoop van vuurwerk wordt niet verboden. Het afsteekverbod kan weliswaar de verhandeling van consumentenvuurwerk negatief beïnvloeden, maar de vuurwerkondernemers hebben niet aannemelijk gemaakt dat die beïnvloeding significant zal zijn.

EVRM

Van strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM is ook geen sprake. Volgens vaste rechtspraak worden toekomstige inkomsten alleen dan als eigendom in de zin van artikel 1 EP aangemerkt wanneer zij reeds zijn verdiend of wanneer daarop een rechtens afdwingbare aanspraak bestaat. De enkele hoop of verwachting van toekomstig inkomen is niet voldoende. Het afsteekverbod is niet gericht op de verkoop van vuurwerk. Naar voorlopig oordeel betreft het door de vuurwerkondernemers gestelde, en overigens ook te verwachten, effect van het afsteekverbod voor de verkoop alleen de hoop of verwachting op toekomstig inkomen.

Ook een beroep op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie faalt. Dit artikel is gericht op lidstaten en niet tot consumenten.

Algemene rechtsbeginselen

Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft de gemeente met de invoering van het afsteekverbod niet gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. Uit de door de gemeente overgelegde stukken volgt dat de problematiek rondom het afsteken van vuurwerk in Rotterdam al jarenlang onderwerp van gesprek is en dat in dat verband meermaals is opgeroepen tot een verbod tot afsteken van vuurwerk. De gemeente heeft in 2019 wel afspraken willen maken met de vuurwerkondernemers maar nergens blijkt uit dat de gemeente zich voor langere tijd heeft willen vastleggen en bovendien is die bereidheid achterhaald door de politieke realiteit in de vorm van de in januari 2020 aangenomen motie om te komen tot een afsteekverbod.

Ook oordeelt de rechtbank dat de gemeente uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het afsteekverbod voor de vuurwerkbranche. Daarom is het besluit van de gemeente ook niet in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.

Evenmin is aannemelijk dat de nadelige gevolgen van het afsteekverbod voor de vuurwerkondernemers onevenredig zijn in verhouding tot de met het afsteekverbod te dienen doelen: het voorkomen van overlast, schade en letsel tijdens de jaarwisseling als gevolg van vuurwerk. Aannemelijk is dat het afsteekverbod nadelige financiële gevolgen voor de vuurwerkondernemers zal hebben. Daar staat echter tegenover dat – naar de gemeente onweersproken heeft gesteld – individuele gedupeerde ondernemers een verzoek kunnen doen om nadeelscompensatie.

Belangenafweging

De kans op afsteektoerisme naar buurgemeenten waar de vuurwerkondernemers op hebben gewezen raakt niet aan hun belangen. Bovendien is de gemeente in nauw overleg met de buurgemeenten.
Voorts is van belang dat de politie Eenheid Rotterdam het afsteekverbod ondersteunt en verwacht dat dit een meer overzichtelijke situatie oplevert die de politie in staat zal stellen de openbare orde en het afsteekverbod effectief te handhaven.

Ook neemt de rechtbank mee dat de publieke opinie over vuurwerk de afgelopen 10, 11 jaar wezenlijk gewijzigd is. Meer specifiek is in de Rotterdamse situatie bepaald geen sprake van een plotseling verbod. De burgemeester, raadsleden en oogartsen pleiten daar al langer voor en de vuurwerkondernemers hebben op grond daarvan rekening kunnen houden met een geheel of gedeeltelijk verbod.

De voorzieningenrechter heeft ook nog acht geslagen op de door partijen overgelegde meest recente cijfers over vuurwerkslachtoffers. Daaruit blijkt dat tijdens de jaarwisseling 2019/2020 ongeveer 20% van de letsels is veroorzaakt door illegaal vuurwerk terwijl siervuurwerk verantwoordelijk was voor 55% daarvan. Zonder nadere onderbouwing kan, anders dan de vuurwerkondernemers willen doen voorkomen, niet worden aangenomen dat een aanzienlijk deel van dat siervuurwerk bestaat uit vuurwerksoorten die met ingang van 1 december a.s. verboden zijn. Uit de cijfers blijkt verder dat ongeveer de helft van de vuurwerkslachtoffers geen afsteker maar omstander was. Al deze gegevens zijn relevant vanwege de druk op de zorg als gevolg van de Corona-pandemie. Gelet daarop, en op de Coronamaatregelen van overheidswege, ook al zit in de richting van de aankomende jaarwisseling een enigszins onvoorspelbaar element in, moet met de gegevens van nu geoordeeld worden dat het in ieder geval dit jaar onverantwoord is om een belangenafweging – als die al zou kunnen leiden tot het treffen van enige maatregel – in het voordeel van de vuurwerkondernemers te laten uitvallen.

Categorie:
Provincie: