Uit het onderzoek door de politie blijkt in de visie van het Openbaar Ministerie dat het slachtoffer de vrouwelijke verdachte kende uit een jeugdinstelling waar ze beiden enkele jaren terug verbleven. In juli 2022 haalt de vrouw het 16-jarige meisje over om sekswerk te gaan doen voor haar en de mannelijke verdachte. Nadat zij haar hebben opgehaald, nemen ze het slachtoffer mee naar de woning van de man in Rotterdam. Er worden naaktfoto’s genomen en advertenties geplaatst. In de periode daarna heeft het meisje verschillende seksdates waarbij zij met meerdere mannen seksueel contact heeft. Dit vindt plaats in onder meer Amsterdam, Rotterdam, Amersfoort en Lisse. De verdachten regelen de afspraken, het vervoer en de betaling. Het meisje zelf krijgt niets of nauwelijks iets van de opbrengst.
Als het slachtoffer aangeeft te willen stoppen met het sekswerk, zetten de verdachten haar onder grote druk om door te gaan. De sfeer wordt dan erg grimmig. De verdachten dreigen naaktfoto’s naar haar vader te sturen en doen dat uiteindelijk ook daadwerkelijk. Het slachtoffer besluit haar verhaal te doen bij een hulpverlener, waarna de politie wordt ingeschakeld. Dit leidt al snel tot de aanhouding van de verdachten.
Voor het leven getekend
Het Openbaar Ministerie acht bewezen dat beide verdachten een actieve en bewuste rol hebben gehad en meent daarom dat er sprake is van medeplegen. Beide verdachten zijn daarom verantwoordelijk voor het grote leed dat het slachtoffer is aangedaan. Het meisje is ernstig getraumatiseerd door de uitbuiting en voor het leven getekend. Het faciliteren van sekswerk door minderjarigen is onder alle omstandigheden strafbaar. Minderjarigen horen niet thuis in de prostitutie.
Strafeisen en schadevergoeding
Bij het bepalen van de strafeisen is behalve met de ernst van de verdenking ook rekening gehouden met onder andere de persoonlijke omstandigheden en het strafblad van de verdachten. Uit onderzoek blijkt dat de vrouwelijke verdachte licht verstandelijk beperkt is waardoor de feiten haar in verminderde mate toegerekend kunnen worden. Als strafverzwarend is meegewogen dat zij in het bezit was van een verboden stroomstootwapen. Alles overwegend komt de officier van justitie tot een strafeis van drie jaar en vier maanden onvoorwaardelijke celstraf voor de 33-jarige man. Tegen de vrouw is een celstraf geëist van tweeënhalf jaar, waarvan 645 dagen voorwaardelijk, met als voorwaarde onder meer intensieve reclasseringsbegeleiding.
Daarnaast is de rechtbank verzocht om de verdachten te verplichten een schadevergoeding van ruim twaalfduizend euro te betalen aan het slachtoffer.