dinsdag, 6. februari 2007 - 9:50

Baarmoederhals-kanker beter op te sporen

Groningen

Er is een betere methode mogelijk om baarmoederhalskanker in een zeer vroeg stadium op te sporen. Het uitstrijkje dat bij alle Nederlandse vrouwen tussen de dertig en zestig jaar om de vijf jaar wordt gemaakt, kan over enkele jaren waarschijnlijk worden opgevolgd door een nieuwe, betere methode. Dit blijkt uit onderzoek van Esther Nijhuis van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zij promoveert 14 februari 2007 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Baarmoederhalskanker is een van de weinige kankers die wordt voorafgegaan door een duidelijk voorstadium. Door een uitstrijkje te laten maken is het mogelijk om de afwijking te ontdekken voordat er sprake is van kanker. Bij een uitstrijkje worden cellen uitgesmeerd op een glaasje en bekeken onder de microscoop. Op basis van het uiterlijk van de cellen wordt bepaald of er sprake is van (een voorstadium van) baarmoederhalskanker. Probleem is echter dat als gevolg van fouten bij het afnemen van het uitstrijkje of bij het beoordelen van de cellen onder de microscoop, foute diagnoses kunnen worden gesteld.

Esther Nijhuis onderzocht een methode die een grotere betrouwbaarheid in de diagnose biedt. Dez methode, QMSP genaamd, gaat niet uit van visueel waarneembare veranderingen van cellen, maar van de zogeheten methylatie analyse. Dit is een vorm van genetisch onderzoek. Centraal daarin staat de gen promoter, dat is het deel van een gen dat de werking van het gen reguleert. Nijhuis onderzocht twaaf gen promoters, waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de ontwikkeling van kanker. 'Er moeten de komende jaren meer promoters worden toegevoegd om de methode te verbeteren', zegt Nijhuis, 'maar de methode is veelbelovend'. QMSP is aantrekkelijk omdat er honderden uitstrijkjes tegelijkertijd mee geanalyseerd kunnen worden. Dit maakt het geschikt voor toepassing binnen het bevolkingsonderzoek
Categorie:
Tag(s):